14 MAART 1968
296
ten en dat de grote groep van de K.V.P.die eigenlijk
De VOORZITTER interrumpeert de heer Woestenberg, dat hij weer
buiten de orde is en dat hij hem opnieuw het woord zal ontnemen als
hij zo doorgaat. Verder merkt hij op, dat de heer Woestenberg goed
verstaanbaar is, dat hetgeen hij zegt opgenomen wordt op de band,
dat het uitgewerkt wordt en dat hij vooral gelegenheid krijgt om te
corrigeren.
Dit is alles meent spreker wat van de notulen gezegd kan worden. Ver
der voegt hij de heer Woestenberg nog toe, dat hij hem niet moetver-
leiden om nog meer te zeggen, want dat hij dan door gaat en dat hij
dan wel eens heel onvriendelijk zou kunnen worden.
Hierna worden de notulen van de vergaderingen van 30 november
1967 en van 14 en 21 december 1967, de laatste met inachtneming
van de door de heer van Loon verzochte wijziging vastgesteld.
2. INGEKOMEN STUKKEN, WAARVAN VOORGESTELD WORDT ZE IN
HANDEN TE STELLEN VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VOOR
HET UITBRENGEN VAN PREADVIES.
De heer QUADEKKER vraagt speciaal punt 2a met de nodige voort
varendheid te willen behandelen.
Wethouder VERMEULEN antwoordt, dat het college in deze al zo
voortvarend is geweest, dat er reeds een gesprek met de belanghebben
de en diens adviseur heeft plaatsgehad. Het college zal nog een pre
advies aan de raad uitbrengen. Het gaat hier om een rechtmatige daad
op grond waarvan de belanghebbende geen schade van de gemeente
kan claimen. Men zou erover van mening kunnen verschillen of hem
misschien uit anderen hoofde een vergoeding kan worden gegeven.
Vast staat, dat deze belanghebbende niet de enige is, die van recht
matige daden van de overheid schade ondervindt. Spreker wijst hier
op de afsluiting van de Teteringsedijk en het omleiden van het ver
keer over de St. Ignatiusstraat, waardoor de Teteringsedijk blijvend
aan betekenis zal inboeten. De voortvarendheid is naar zijn mening
bij het college al aanwezig geweest en de raad zal zo snel mogelijk
bericht krijgen.
De heer Quadekker zegt zich ervan bewust te zijn, dat hij bewust niet
over de inhoud van punt 2a gesproken heeft en dat hij louter gevraagd
heeft om het preadvies met voortvarendheid te krijgen.
Hierna wordt overeenkomstig de voorstellen besloten.
3. VOORSTEL OM EEN VAN DE HEER D. VISSER INGEKOMEN SCHRIJ
VEN TER AFDOENING IN HANDEN VAN HET COLLEGE TE STEL
LEN.
De heer WOESTENBERG zegt, dat hij het stuk maar heel vluchtig
heeft gelezen. Volgens hem protesteert de briefschrijver omdat hij