304 14 MAART 1968 men had voorzien, omdat men moet gaan breken en slopen in bestaan de opstallen. De man heeft formeel het recht gehad om aan het college voor te stel len de bewoning te doen staken, doch hij heeft nagelaten dit te doen. Spreker meent, dat het niet op de weg van het college ligt om voor te stellen de bewoning te staken, omdat dat in het eigendomsrecht van de man begrepen is. De heer VAN BANNING zegt bijzonder teleurgesteld te zijn over de toelichting van de wethouder. De wethouder heeft terecht gesteld.dat er een aantal vragen gesteld worden en dat men dan van hem verwacht dat hij daar maar even op antwoordt. Spreker heeft dit wel voorzien en daarom heeft hij tot tweemaal toe geprobeerd om de wethouder te ontmoeten, doch het is hem niet ge lukt. Daarna heeft hij overwogen om de vragen in de afdeling te laten stellen, doch hij kwam toen tot de conclusie, dat die vergader ing al plaats had gehad. Hij kon toen niet anders meer dan de vragen hier ter tafel brengen. Waar het hier om een voor belanghebbende importante zaak gaat, had men kunnen vermoeden dat men daaromtrent wel wat ruimer geïnformeerd zou willen worden. Afgaande op hetgeen de wethouder gezegd heeft meent spreker te moeten constateren, dat er alleen maar in maart en augustus 1965 te lefonisch contact heeft plaatsgehad. Daarna is er geen contact meer geweest met de eigenaar, anders had het zeker in het voorstel gestaan. De manier waarop deze zaak is behandeld, is niet in overeenstemming met het sociale beleid wat het college pleegt te voeren. Men kan zich ook voorstellen en dat was ook zo, dat men wel eens een stuk kan ont vangen in een periode, waarin dit gezin op alle mogelijke manieren geplaagd werd en er eigenlijk op dat moment niet goed raad mee wist, dan wel niet de juiste houding ten aanzien van het stuk heeft aangeno men. Dit neemt niet weg, dat als het hier gaat om bijzonder aanzien lijke prestaties van meer dan 8. 000, waarvan spreker verwacht, dat iemand, wiens functie het is om het college regelmatig over dit soort zaken te adviseren, de importantie van de zaak zeer zeker door zien zal hebben. Spreker is ervan overtuigd, dat de procedure, die het college gevolgd heeft, formeel gezien juist is, maar hij wil het accent op een heel ander vlak leggen. Hij meent, dat een bepaalde zorgvuldigheid eist, dat zo'n zaak niet aan één adviseur wordt overgelaten, maar dat ie mand van de dienst tot taak had om, waar de belanghebbende nietre- ageerde hem eens bij zich te ontbieden, om hem de ernst en de por tee van de zaak onder de aandacht te brengen. Het is het college be kend, dat deze man geen richard is en dat zelfs op een perceeltje.dat hij in 1965 kocht, hypotheek is gegeven. Spreker meent, dat het op de weg van de overheid ligt om niet zo star te doen, maar de man uit te nodigen om eens te komen praten. Daarom heeft hij ook gevraagd naar de gesprekken, die plaatsgehad hebben op 18 februari en 9 mei 1966. Op 18 februari 1966 was de heer Basemans niet thuis en daarom vraagt spreker zich af of als er een gesprek heeft plaatsgehad, de heer Basemans is gewezen op de ver gaande consequenties van het niet-be-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 329