32
18 JANUARI 1968
niet direct in schoolverband - in de cultuuruitingen en -initiatieven
te betrekken.
Wethouder GIELEN wil beginnen te stellen dat het college bijzon
der verheugd is over de inbreng van meerdere raadsleden. Blijk is ge
geven van een grote belangstelling voor de op tafel liggende nota.
Vooral mag het college blij zijn dat daardoor zoveel stenen zijn aan
gedragen om van de voorgelegde proeve van beleidsvisie een stevig
huis te maken. Hierbij kan rekening worden gehouden met datgene
wat door de raad nu op verschillende punten duidelijk naar voren is
gebracht. Verheugd is het college dat het kon beluisteren dat de raad
in het algemeen het voorstel volgt over te gaan tot oprichting vaneen
cultuurdienst. Tenslotte eindigt de nota in zijn conclusie tot deze op
richting, zij het dat deze dienst naar alle waarschijnlijkheid niet voor
1 januari 1969 in functie zal treden.
De VVD had - als spreker het goed beluisterde - de voorwaarde dat de
financiële gevolgen hiervan niet zouden leiden tot verhogingen van
heffingen of retributies of anderszins. Naar zijn mening is het echter
niet mogelijk dat het college op deze voorwaarde kan ingaan. Wie
kan nu beoordelen hoe het beeld van de begroting 1969 zal zijn? Een
ding is wel te verwachten, door de verhoging op het gebied van lonen
en salarissen, die in de loop van het jaar waarschijnlijk ook wel weer
zullen plaatsvinden zullen ipso facto ook de inkomsten stijgen. Spre
ker neemt aan dat dit niet begrepen zal zijn in de door de VVD hier
gestelde voorwaarde. In algemene zin meent hij daarom te mogen
aannemen dat ook de VVD zich achter het voorstel van het college
heeft gesteld.
Het college heeft zeer uitdrukkelijk in de nota laten uitkomen dat
wanneer er in 1968 iets wordt gerealiseerd van wat in de cultuurno
ta staat, dit weer altijd zal worden afgestemd op de mogelijkheden,
voor zover die ten aanzien van de begroting 1969 bekend zijn.
Bij meerdere raadsleden heeft spreker beluisterd dat men ten aanzien
van de cultuur en de omschrijving van het begrip cultuur toch wel een
lacune in het rapport heeft vastgesteld. Men moet echter bedenken
dat deze nota niet is geschreven voor het gehele land, maar dat de
ze bedoeld is geweest om de cultuuruitingen in Breda te relateren aan
datgeen waarmee gemeentelijke overheid zich met betrekking tot de
cultuur in Breda bezighoudt en in de toekomst zal gaan bezighouden.
Naar zijn mening had het niet tot verbetering van de nota bijgedra
gen als er een poging was gedaan om het cultuurbegrip nader te om
schrijven. Er zijn zo ontzaggelijk veel beschrijvingen en omschrij
vingen voor cultuur. Voor zichzelf heeft hij heel korte: "cultuur al
is datgene wat de mens veredelt". Hij wil niet zeggen dat die kf is,
maar gelooft toch wel dat men er dan kort bij komt. Als men te doen
heeft met een beschaafd mens, dan veredelt dit, dan is dat cultuur.
Als men door een straat loopt en men ziet iemand die met grote ijver
en met grote sierlijkheid zijn tuintje heeft opgeknapt, dan zegt men
dat is cultuur, want dat veredelt de mens die het deed en ook hem
die het ziet. Zo kan men verder doorgaan. Het college heeft zich
bewust onthouden van een poging om nu voor Breda eens te gaan vast
stellen wat onder cultuur wordt verstaan. Als men de nota leest is het
toch wel duidelijk wat het college bedoelt.
Er is gesteld dat in de nota iets wordt gemist over de volksontwikkeling.
Naar spreker's mening kan men eigenlijk zeggen dat de nota er helemaal
van ademt. Gezegd wordt dat cultuur wordt gewenst en dat het gewenst is
cultuuruitingen bij alle lagen van de bevolking te brengen.