307 14 MAART 1968 De heer KROON zegt de indruk te hebben, dat van de zijde van de gemeente de nodige zorgvuldigheid in acht is genomen, zeker infor meel opzicht en dat het eigenlijk aan de heer Basemans zelf te wij ten is, dat er moeilijkheden zijn ontstaan, omdat hij niet op de aan schrijving is ingegaan. De zaak blijft triest. Spreker is ook dankbaar voor de toezegging, die de wethouder heeft gedaan. Door de heer Barij is nog in het midden gebracht, dat het college ei genlijk de heer Basemans de keuze had moeten laten tussen herstel van de gebreken of het doen staken van de bewoning. In dit verband stelt spreker voor de zaak aan te houden en te bekijken of er een andere op lossing is dan hier wordt voorgesteld. De heer VAN DER WERFF zegt wel te willen aannemen, dat de dienst van openbare werken ten aanzien van de kostenberekening de nodige prudentie in acht heeft genomen. Zijn fractie koestert wel enige twijfel of er op 18 februari 1966 een persoonlijk contact tussen iemand van de dienst van openbare werken en de heer Basemans heeft plaatsgehad, mede omdat de wethouder hier niet duidelijk op heeft geantwoord. Ook bestaat er bij zijn fractie enige twijfel omtrent het punt, dat door de heer Barij is aangehaald, namelijk in hoeverre de heer Basemans de keuze die hem gelaten had moeten worden heeft kunnen maken. Met betrekking tot de voorgeschreven verbeteringen had de heer Base mans zich naar spreker's mening toch wel iets zelfstandiger kunnen op stellen. Als men huiseigenaar wordt vloeien daaruit zekere verplichtingen en verantwoordelijkheden voort die men moet nakomen. Hij heeft de in druk, dat de heer Basemans de functie van huiseigenaar wellicht iets te optimistisch op zich heeft genomen. Alleen als de wethouder de punten, waarover in zijn fractie twijfel is gerezen niet zou kunnen op helderen, is spreker er voorstander van om het voorstel aan te houden. In het andere geval is spreker de wethouder eveneens dankbaar voor diens toezegging ten aanzien van het uitsmeren van de betalingster mijn. De heer QUADEKKER zegt dat, als hij gehoord heeft dat er voor zieningen getroffen zijn, die in de aanschrijving vermeld waren, als hij hoort, dat er deuren vlak gemaakt zijn en als hij het verhaal van de heer Barij hoort, hij het voorstel om dit voorstel alsnog terug te nemen voor een nader onderzoek graag wil steunen. Spreker stelt zich voor, dat als de gemeente, als eigenaresse van zo vele woningen al deze woningen door een andere instantie opgeknapt zou zien, de gemeente dan diep in de put zou zitten door de schulden, die er dan waren en dan was er geen enkele termijn te noemen waar binnen die afbetaald moesten worden. De heer VAN DER WERFF zegt dit geen zindelijke vergelijking te vinden. Wethouder VERMEULEN zegt weinig te hebben toe te voegen aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 332