309
14 MAART 1968
Mevrouw KRENS zegt dat het college de vorige raadsvergadering
al duidelijk gemaakt heeft dat er een tariefsverhoging moet komen.
Zij kan daar wel begrip voor opbrengen, maar toch heeft zij met
een onderdeel nogal wat moeite. Onderaan op pagina 2 staat, in
dien een gegarandeerde hoeveelheid van 10 m3 water per kwartaal
wordt afgenomen, dit 42, -- kost en dat bij meerverbruik bijbetaald
moet worden met 0,45 per m3.
De statistieken van het waterlaboratorium wijzen uit, dat een ge
middeld Nederlands gezin 200 liter water per dag verbruikt.
Als spreekster dit omrekent komt zij aan 18.000 liter per kwartaal.
Dit wil zeggen, dat een gezin per kwartaal 8. 000 liter tekort komt
en dat derhalve 8 x 0,45 3,60 moet worden bijbetaald. Op het
waterbedrijf werd haar door de administrateur bevestigd, dat prak
tisch elke verbruiker telkens weer moet bijbetalen. Zij vraagt daar
om of het mogelijk is in 1969 als de nieuwe waterleidingmaatschap
pij zal zijn opgericht het minimumverbruik op te voeren tot 20 m3
per kwartaal en dat men daarna pas moet bijbetalen.
De heer VAN DER ZWAN zegt, dat zijn fractie met dit voorstel
akkoord gaat en ook wel moest gaan, omdat het voorstel een uit
vloeisel is van vroegere afspraken met de Noord-West-Brabantse
Waterleidingmaatschappij.
Eenzelfde vraag als mevrouw Krens heeft spreker ook gesteld in de
afdelingsvergadering. Bij het voorstel was een berekening van meer
opbrengst bijgevoegd en daaruit bleek, dat de gemiddelde verbrui
ker met die 10 m3 uit kan komen. Spreker moet hier een vraagteken
bij zetten want de praktijk leert hem echt wel anders.
De wethouder heeft inmiddels toegezegd en dat staat ook in het voor
stel, dat de consequenties van dit voorstel nader zullen worden na
gegaan en dat de raad in april of mei een nieuw voorstel of een aan
vulling op dit stuk zal krijgen. Spreker zou graag zien, dat er dan
een nauwkeuriger berekening van het meerverbruik zou worden over
gelegd, omdat hij het gevoel heeft en dat wordt ook min of meer in
het voorstel toegegeven, dat er in de thans overgelegde berekening
enkele fouten zitten.
De heer VAN DER WERFF vraagt naar aanleiding van het gestelde
op pagina 3, of het juist is, dat opnieuw de problematiek rond de
fluoridering in discussie is geraakt en of het heden in dit verband ge
wenst en noodzakelijk lijkt om nu al deze posten op te voeren, waar
omtrent destijds het principebesluit van de raad wel genomen is, maar
waarbij, als hij zich goed herinnert, geen uitdrukkelijke termijn is
vastgesteld waarbinnen het moest ingaan.
Wethouder GIELEN zegt, dat bij het oorspronkelijke voorstel cij
fers waren gevoegd, die toch te onnauwkeurig bleken om daarop door
te gaan. Daarom is toegezegd, dat in de maand april uiterlijk mei
de raad een volledig overzicht krijgt, dat volkomen aansluit bij de
staat, die op pagina 2 en 3 van het stuk is gegeven. Daarin zal ook
te zien zijn hoeveel verbruikers er vallen in de groep tot 10 m3 en
hoeveel er vallen in de groep van maximaal 75 m3 met de meerop-