316
14 MAART 1968
41. HET VERLENEN VAN EEN KREDIET VOOR DE GASVOORZIENING
IN DE GEMEENTE RIJSBERGEN.
Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten.
42. De VOORZITTER doet namens het college het voorstel om het
besluit van 16 november 1967 tot het garanderen van een of meer
geldleningen aan de Stichting St. Lucia ten behoeve van de bouw van
een verpleeghuis voor psychisch gestoorde bejaarden, in te trekken.
Wethouder BROEDERS zegt, dat de raad op 16 november 1967 heeft
besloten garantie te verlenen tot een bedrag van 14,5 miljoen voor de
bouw van een verpleeghuis voor psychisch gestoorde bejaarden uit
gaande van de Stichting St. Lucia. Dit besluit behoeft de goedkeuring
van gedeputeerde staten. Voor het honoreren van gemeentelijke ga
ranties zijn echter slechts beperkte mogelijkheden omdat hiervoor een
laag totaalbedrag is vastgesteld. In verband hiermede stuit de goed
keuring van het besluit bij gedeputeerde staten op moeilijkheden.
Er bestaat echter een andere mogelijkheid zegt spreker, namelijk om
dat het een bijzonder verpleeghuis is kan de provincie zelf garantie
verlenen onder goedkeuring van de minister. Uit het overleg, dat over
deze zaak heeft plaatsgehad is gebleken, dat gedeputeerde staten be
reid zijn garantie te verlenen tot hetzelfde bedrag voor de bouw van
dit tehuis. In verband daarmede verzoekt hij de gemeentelijke garan
tie in te trekken omdat er anders twee garanties zouden worden ver
leend.
Het contact over deze zaak met gedeputeerde staten is hedenmorgen
eerst afgesloten en om snel te kunnen handelen meende het college
dit voorstel aan de raad te moeten doen.
De heer WOESTENBERG zegt altijd tegen een mondeling voor
stel te zijn, omdat men zich meestal hierop niet kan voorbereiden.
Zeker is dit het geval als er een vrij summiere voorlichting wordt ge
geven. Al wil hij er geen stom woord over zeggen, toch zou hij wel
willen weten wat er precies komt.
Een mondeling voorstel is gauw gegeven zegt spreker en men knikt al
gauw van ja. Dit zou niet het geval zijn als er meer kleur in het po
litieke bestand, wat hier bijeen is, aanwezig was. Een mondeling
voorstel vindt hij in principe uit den boze.
De heer VAN DER ZWAN zegt niet te geloven, dat een schriftelijk
voorstel duidèlijker had kunnen zijn dan de toelichting die de wethou
der gegeven heeft.Als iemand niet snapt wat de wethouder gezégd heeft,weet
hij het niet meer, doch hij is ervan overtuigd, dat zo iemand het ook
niet zal snappen als het voorstel schriftelijk wordt gedaan.
De heer WOESTENBERG zegt bij interruptie, dat er mensen zijn,
die langzaam van begrip zijn.
Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten zonder hoofde
lijke stemming.