332 18 APRIL 1968 men wil de wet handhaven dan moet men de wet uitvoeren en moet men de wet letterlijk toepassen» De heer QUA DEKKER vraagt in verband met punt 3m of nagegaan kan worden waarom juist bij de verbruikers van 200 m3 en 300 m3 de kostenstijging in procenten zo bijzonder hoog uitsteekt boven de ande re kostenstijging» Het is ook typisch het grootste kwantum wat daar va rieert: namelijk 424» 000 m3 en die moeten 25meer betalen en de anderen 27% meer» Hij kan zich voorstellen dat er ergens een reken fout is gemaakt» Wethouder GIELEN zegt dat het zo is dat als men de groep neemt van 0 tot 300 m3 - dat zijn de eerste 7 - dan ziet men percentages van 24-22-20-19-18-20-21-25» Wanneer men daar het gemiddelde van neemt, komt men aan 21%» Daarna valt op dat bij een gegarandeerd verbruik van 300 m3 er'lneens een sprong is naar 27%, Dit komt om dat men in verband met de beschikbaarstelling van de capaciteit voor 300 m3 een vastrecht heeft moeten invoeren.( 24, -- per jaar). Men heeft dus voor dat grootverbruik niet zoals vroeger het gewone m3- tarief zonder een vastrecht voor vaste kosten, omdat bij dit grote aan tal alle vaste kosten gedekt waren. Hierdoor krijgt men een eenmalige sprong naar 27%. Bij de verdere groepen heeft men weer gematigde verschillen» 3t. ANTWOORDEN OP DOOR RAADSLEDEN GESTELDE VRAGEN. VRAAG. De heer WOESTENBERG vraagt of hij - een onervaren raadslid zijn de - iets uit mag leggen om een vraag te expliqueren. Persoonlijk is hij van mening dat hij deze vraag mocht stellen of nader toelichten, opdat ze niet verkeerd verstaan wordt. De vraag is, zo een gebouw of gebouwen buiten de wet geplaatst zijn, of ze dan ook volgens de wet worden afgebroken. Daaraan vastkoppe lend vraagt hij hoe het dan mogelijk is, dat de voorschriften in het ge val van het benzinestation en garagegebouwen van het complex van Riel - of zo men wil - het Esso-centre-bedrijf aan de Generaal Mac- zekstraat nrs. 10-12-14, waarover op 16 november 1967 een vraag ge steld is en waarop het antwoord van burgemeester en wethouders luidt dat de voorschriften van paragraaf 7 door de gemeenteraad niet zijn toegepast. Dat de gronden met 2 woningen aan de Generaal Maczek- straat - vroeger Poolseweg - midden in de bebouwde kom gelegen - kadastraal bekend zoals door hem is aangegeven niet bij de gemeente Breda bekend zijn. In het antwoord van burgemeester en wethouders staat immers letterlijk: a. de gronden zijn niet gelegen in een uitbreidingsplan, waarbij de be stemming van de grond geregeld wordt. Dit is dus artikel 36, 37 en 39 van de woningwet 1901; b. de gronden zijn niet gelegen in de zogenaamde komregeling. Derhalve helemaal niet in de bebouwde kom, waarbij het gebruik

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 357