333 18 APRIL 1968 van de grond voorgeschreven wordt in artikel 42 van de woningwet 1901. De woningwet van 1965 mag niet aangehaald worden, want de onderhavige woningen zijn verbouwd in 1963. Er is wel een ver gunning voor het verbouwen van een woning afgegeven. Maar spre ker vraagt burgemeester en wethouders of dit een woning of een be drijf is. De woningwet maakt namelijk onderscheid tussen een woning, een bedrijf, een zaak of een fabriek met woonruimte. Echter niet van woonruimte met een fabriek. Dit was de kern van de vraag en spreker wenst deze beter beantwoord te krijgen dan het antwoord van burgemeester en wethouders, dat aan hem gericht is en eigenlijk alleen maar een herhaling is van vroegere niet juiste gegevens. De vraag is derhalve, is dit een bedrijfsgebouw met woning? Indien dit bevestigend beantwoord moet worden dan verzoekt hij mededeling van burgemeester en wethouders of er een vergunning voor verleend is of zijn het 2 woningen, die inderdaad tot één woning zijn verbouwd. Hij vraagt zich af waar het bedrijf dan is. Er bestaat dus geen bedrijf en geen garage. Dit zou men kunnen stellen, ofschoon het er toch staat. Er is dus geen uitbreidingsplan; het is in de bebouwde kom. Als kind van 6 jaar heeft spreker reeds geleerd dat waar de bebouwing begint, dit de bebouwde kom is, ook al ligt deze los van de kom van de gemeente. Als voorbeeld noemt hij Etten-Leur. Leur is wel degelijk bebouwde kom. Etten-Leur vormen samen een gemeente, maar Leur is bebouwde kom. De geannexeerde Generaal Maczekstraat is ook bebouwde kom. Ten slotte wil spreker nog de volgende opmerking maken. Indien iemand namens een vijftal andere inwoners een verzoek richt aan de gemeenteraad, dan is het normaal dat het antwoord gericht wordt aan de heer Beurs en die anderen en niet aan de heer H. J. C. Beurs e. a. Het is of die anderen er zo maar bijhangen. In deze brief staat ook weer: "Hiermede berichten wij U enz. voor kennis aangenomen is. Wij zijn van oordeel dat de onderhavige bouwvergunning, verleend aan J. van Riel, niet in strijd is met de woningwet en de gemeentewet". Spreker vraagt of burgemeester en wethouders dit dan eens heel goed willen laten nazien ook door de deskundigen. Al kan hij volgens een V. V.D. -man niet goed lezen, hij leest daaruit toch heel iets anders. De VOORZITTER deelt mede de deskundigen te raadplegen en dat overigens de vraag door burgemeester en wethouders zal worden beant woord. De heer Woestenberg kan daarop vertrouwen. Dit is namelijk de taak van burgemeester en wethouders. In vele zaken hebben zij deskundige bijstand nodig. Burgemeester en wethouders zul len hun uiterste best doen. ANTWOORD. Er is geen twijfel over - en dit is ook nooit ontkend - dat de eigendom men van van Riel deel uitmaken van de bebouwde kom, zoals dit be-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 358