35 18 JANUARI 1968 uiting dat er een educatieve taak is, de taak het archief als culturele instelling bij een groter publiek meer bekendheid te geven. Spreker kan zich dus voorstellen dat het archief in deze cultuurdienst van Bre da zou thuishoren. Hij meent niet dat het college er een halszaak van zou maken, als het archief er niet in zou worden opgenomen. Hij acht het wel verstandig het archief erin op te nemen, natuurlijk onder hand having van de bijzondere functie die de archiefwet 1918, gewijzigd in 1962, aan de archivaris heeft opgedragen. De heer VAN DUN vindt het prettig dat de wethouder duidelijk heeft gesteld wat het uitgangspunt in de nota is geweest. Er is een re latie gelegd tussen de in Breda gehouden inventarisatie. Hij hoopt dat de wethouder op het standpunt blijft staan dat een ander uitgangspunt beter was geweest. Een naar spreker's smaak beter standpunt, omdat dan beter de principiële taakstelling op het gebied van de cultuur van de overheid blijkt. Ter voorkoming van misverstand: een taakstelling van de overheid die voor spreker geen obligatë cultuurvisie is. Spreker zegt van de wethouder geen antwoord te hebben gehad op zijn stelling inzake het aanwezig zijn van een goede stimulans in relatie tot de cultuurprijs en het stimuleringsfonds. Tot slot wil hij zeggen dat de wethouder duidelijk heeft gesteld dat de nota een proeve van een beleidsvisie is en dat bij de uitvoering van het beleid rekening wordt gehouden met de gemaakte opmerkin gen. De heer VAN DER WERFF heeft uit de woorden van de wethouder beluisterd dat de Nassau-Breda-prijs mogelijkerwijs komend jaar toe gekend gaat worden aan de fraaist ontworpen en ingerichte siertuin. Hij juicht dit toe. Dit is namelijk juist wat hij bedoelt, de bevolking heeft in al haar totaliteit cultuur. Spreker meent nu kort te kunnen zijn omdat in eerste instantie al dui delijk is geformuleerd wat als noodzakelijk in deze werd gezien. Het rapport ten aanzien van de ruimtelijke situatie wordt afgewacht. Ten aanzien van de financiële problematiek wil hij toegeven dat ui teraard niet bedoeld is om het cultureel beleid af te remmen door e- ventuele trenduitlopen daarin te betrekken. In het antwoord van de wethouder heeft spreker wel gemist - misschien heeft deze het wel geformuleerd doch is spreker het ontgaan - of de wethouder meent bij de werkzaamheden van de in te stellen werkgroep ook te moeten betrekken de verhoudingsgewijs toch zeer schrale oogst die tot nu toe is te vinden ten aanzien van het publiek en de response ten aanzien van het geïnvesteerd geld. Naast de ruimte is dit toch ook wel degelijk een probleem waar de werkgroep zich mee zal moeten bezighouden, wil men daarna als het ware juist in die beleidsvisie de lijnen ontwikkelen waarlangs het moet gaan. Spreker veronderstelt dit misschien onvoldoende uit het antwoord van de wethouder te hebben geïnterpreteerd. Vervolgens zou spreker er graag op willen wijzen dat hij had gevraagd naar de verhouding tussen de culturele dienst en enerzijds het Turfschip en anderzijds de eigen V.V.V. Bepaalde aspecten zijn met name door hem genoemd. Op een gegeven moment vindt men het Oranjecomité

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 35