347 18 APRIL 1968 Mevrouw VAN MIERLO onderschrijft volkomen het idee de markt te verplaatsen. Zij wil echter alleen uit naam van veel huismoeders wil len vragen om - zoals de heer van Caulil zojuist voorstelde - alle le vensmiddelen zoveel mogelijk bij elkaar te laten. Dat is zeker de wens van de huisvrouwen. Zij wil ook nog opmerken dat die evenredige verdeling van ruimte niet hoeft te betekenen dat de mensen minder waren meebrengen. Jammer genoeg heeft men in Nederland de gewoonte om zogenaamde platte etalages te maken. Als men dit met andere steden in het buitenland vergelijkt, ziet men dat deze zelfde etalages steil de hoogte ingaan, waardoor men veel meer waren kan meebrengen en men ook over veel minder ruimte hoeft te beschikken. Het kan misschien moeilijk zijn hier een aanvang in te vinden, maar het heeft in andere plaatsen zeer veel succes en men wint er veel ruimte mee. Het kan niet met alles, maar met levensmiddelen is het systeem toe te passen. Wethouder BROEDERS wil trachten in het algemeen een beeld te schetsen hoe de ontwikkeling gelopen is, waarbij veel vragen zullen worden beantwoord. Blijven er dan nog vragen over, dan kan beant woording naderhand geschieden door er in tweede instantie op terug te komen. De heer van der Werff heeft gesteld dat hij de zaak niet emotioneel wilde benaderen. Spreker moet zeggen hiervoor wel in de verleiding te komen, maar ook hij wil die verleiding weerstaan. De hele bena dering van het probleem is niet een zaak van koele berekening ge weest, die op papier is gesteld en daarna gerealiseerd. Het is wel de gelijk zo dat er bij het college een zekere emotionaliteit rond het hier aan de orde zijnde vraagstuk is geweest. Het heeft er veel besprekingen over gehad en er zijn veel persoonlijke contacten geweest. Aan de an dere kant blijft besturen een zaak van in bepaalde situaties keuze ma ken, een keuze die wordt opgedrongen door ontwikkelingen die zich vol trekken en gewoon eisen stellen aan opstelling en grootte van de markt. De heer van der Werff doelde daar ook op toen hij sprak over deze zaak. In redelijkheid kan worden geconstateerd dat wanneer fnen in Breda met betrekking tot deze zaak spreekt, er ook voor verkeer, voetgangersdo mein en brandveiligheid op het college eisen afkomen die beslissingen vergen en waarvan men straks, als zij niet worden genomen, het colle ge zou kunnen verwijten waarom ze op dit moment niet zijn genomen. Ook al is dat voor het college een moeten. Uit de vele besprekingen is de ervaring opgedaan dat er ten aanzien van de plaatsvermindering op de Grote Markt eigenlijk geen bezwaren zijn, in die zin dat men de redelijkheid heeft onderkend dat het zin vol is dat er maatregelen worden getroffen. Dit is van alle kanten on derkend en onderschreven. Ten aanzien van deze zaak is allereerst in het college zeer uitvoerig beraad geweest. Vraag was hoe het op de Grote Markt zou moeten worden om te kunnen voldoen aan redelijk te stellen eisen van brand-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 372