348 18 APRIL 1968 veiligheid en verkeer. Deze zaak is in hoofdlijnen ook behandeld ge weest in de verkeersafdeling. Ook daar heeft men gezegd dat dit een oplossing was waar men in grote lijnen akkoord mee ging. Daar werd ook aangevoeld dat het college voor een keuze stond. Momenteel zijn er op de Grote Markt 190 standplaatsen, die aan de hand van de voor genomen maatregelen zouden moeten worden teruggebracht tot 140. Dit is een keihard gegeven. Toen dit gegeven vaststond is uit de aard van de zaak uitvoerig beraad geweest over wat er nu zou moeten ge beuren. Men kan stellen - en de heer van der Werff heeft dit aan het slot van zijn betoog ook gezegd - dat de tijd voorbij is dat over U en zonder U beslissingen worden genomen. Daarom is in juli 1967 met de toen bij hem bekende marktbonden contact opgenomen over een voor genomen wijziging van de markt. Dit waren de Centrale Vereniging voor Ambulante handel, de Neder landse Bond voor Markt- en Straathandel en de Nederlandse Katholieke Bond voor Markt-, Straat- en Rivierhandel, de drie grote marktbonden. In een later stadium is een brief - met dezelfde inhoud - ook nog ge richt aan de R.K. Bond voor Detailhandelaren in groente en fruit "Een voor Allen". Dat is dus de vierde bond die werd ingeschakeld, want toen er in juli over deze zaak werd gesproken, bleef het uiteraard geen onbekend gegeven meer. Er is onderling contact over geweest en zo doende is ook deze groep wakker geschud en heeft ook te kennen ge geven dat zij erbij betrokken was. De brief van 23 februari aan deze organisatie is in grote lijn van de volgende inhoud: "Hier is het probleem, daar gaat het over, minder plaatsen op de Grote Markt en wat kan er nu gebeuren". Dat werd o- verwogen en deze dingen worden met name in deze brieven genoemd. Men zou kunnen denken aan verplaatsing van de markt naar het Breda- Nü-terrein. Dat is een mogelijkheid. Ook is te denken aan een inkrim pen van de markt, terugbrengen dus van het aantal plaatsen van 190 naar 150. Spreker moet daarbij wel aantekenen dat men ook in dat ge val discriminatie moet plegen. Ook dan moet men besluiten nemen en bepaalde mensen zeggen dat men in deze vorm niet meer op de markt kan komen, misschien zelfs helemaal niet meer. Op de kwestie van de dubbele kramen komt spreker nog wel terug want die speelt hier na tuurlijk ook een rol. Er is ook gepraat over de vraag of de markt in zijn totaliteit gehandhaafd kan blijven met de daarbij te beschikken over een nabij gelegen terrein, in casu dus het Kasteelplein. Dat zijn dus drie zaken die het college heeft overwogen. Bij beoordeling van die mogelijkheden heeft natuurlijk bij iedereen die daarbij betrokken is meegeteld - ook al zou de raad het met het besluit niet eens zijn - de belangen van de marktkooplieden en de er kende functie van de markt in de stad. Spreker hoopt dat men van hem wil aannemen, dat dit mede in de overwegingen betrokken is bij de besluitvormingen die daarover heb ben plaatsgehad. Het college meende dat de best mogelijke oplossing zou zijn een deel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 373