36,a 18 APRIL 1968 plaatst» Met deze opmerkingen, die dus door het college werden geaccep teerd, stelt hij het voorstel aan de orde. De heer WOESTENBBRG zegt dat bij het seniorenconvent mensen zijn van de grote partijen. Er zijn echter ook verschillende enkelin gen in de raad gekomen, hoe dan ook en deze mensen hebben ook een stem in het kapittel. Nu zegt de grondwet wel dat de raad zelf zijn zaken kan regelen en dus de gemeentewet kan creëren en vaststellen, maar artikel 51 van de grondwet - die dus boven alle andere wetten staat - zegt: de macht des konings om de besluiten van de gemeentebesturen, die met de wet of het algemeen belang in strijd zijn, te schorsen en te vernie tigen, wordt bij de wet geregeld". Er zijn hier dus mogelijkheden. Hier is een meerderheid, een grote meerderheid die alleen het woord heeft en men kan in het algemeen in de hele wereld waarnemen dat de meerderheid vaak gelijk krijgt, maar de minderheid vaak gelijk heeft» Wanneer spreker hier moet waarnemen dat, wat hij zelf heeft mee gemaakt, het woord ontnomen wordt omdat men héél even maar - inderdaad - van het onderwerp afweek. Dit geeft hij gaarne toe maar er zijn ook andere raadsleden (hij wil in dit geval geen namen noe men) die ook van het onderwerp afweken en dan werd er niets ge zegd. Men kan hier dus gebruik maken van een meerderheid, die, omdat de voorzitter alleen een adviserende functie heeft De VOORZITTER waarschuwt de heer Woestenberg dat deze werkt naar het ontnemen van het woord. Nog even en het gebeurt opnieuw. De heer WOESTENBERG vraagt of dit nu meteen is. De VOORZITTER zegt dat nu het voorstel aan de orde is en niets anders. Men kan hier het woord over voeren en er alles over zeggen. Er is overleg gepleegd met het seniorenconvent. Spreker verzoekt de heer Woestenberg daarom zich astublieft aan het voorstel te houden. De heer WOESTENBERG zegt dat het toch wel zo is dat het senio renconvent door de meerderheid wordt uitgemaakt. Hij vraagt of hij dit toch mag opmerken en wil dat graag notulair bevestigd zien. De grondwet moet altijd worden nagekomen in bepaalde gevallen dat dit nodig mocht zijn, bóven de gemeentewet. De VOORZITTER zegt dit met de heer Woestenberg eens te zijn en vraagt of deze verder nog iets heeft te zeggen over het voorstel. De heer WOESTENBERG antwoordt dat hij daar maar geen woor den meer aan zal toevoegen»

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 385