370 18 APRIL 1968 gaan van de vuistregel, dat als op de voorlopige cijfers over 1967 de correctiefactoren worden toegepast - zoals die genoemd zijn in het rapport openbare personenvervoer - en is gekomen op een totaalbedrag van 1.797.254,--. Het eindcijfer van de B.B.A. van 1.778.000,- ligt daar niet onaanzienlijk onder. Als men nu de correcties zou toe passen die door de heer van Loon terecht met betrekking tot de begro ting zijn opgemerkt, zou het alleen maar betekenen dat het verschil tussen het bedrag dat volgens de vuistregel wordt uitgerekend en het bedrag dat de B.B.A. indient, nog voordeliger zou worden. Dat geeft dus eigenlijk nog een versterking ten aanzien van de aanvaardbaarheid van de begroting van 1.778.000, --. De heer van Loon heeft ook nog gezegd dat i'n de begroting 1967 voor de periode van drie maan den twee extra bussen waren opgenomen. Dit is wel waar, maar in het voorstel heeft het college ook gezegd dat alhoewel in deze begroting de uitbreiding met twee bussen voor een periode van drie maanden is opgenomen, deze termijn inmiddels zal moeten worden teruggebracht op een maand. Het college zou de raad toch willen voorstellen het ge raamd verlies met 87.000, -- aan te merken als het maximaal be drag wat door de gemeente in het exploitatietekort wordt bijgedragen. De reden daarvan is dat tengevolge van het uitzonderlijk mooie na jaarsweer, de resultaten van de stadsdienst dit jaar tot nu toe beneden het aan de hand van de ervaringen gerechtvaardigde verwachtingen zijn gebleven. In theorie is spreker het met de heer van Loon eens dat er in die be groting voor een periode van drie maanden twee bussen waren opge nomen. Toen is bij raadsbesluit gezegd dat die bussen eigenlijk niet nodig waren, maar desondanks is het verlies door andere oorzaken zo hoog, dat het college voorstelt die 87.000, -- te handhaven. Verder heeft de heer van Loon nog gesproken over een misvatting met betrekking tot die 75. 000, --. Hier kan men volgens spreker ver schillend over denken. Hij meent dat als die f 75.000, -- worden ge hanteerd in verband met de berekeningen, alleen maar goed wordt gedaan, omdat die 75.000, -- altijd nog een stuk lager liggen dan de door de heer van Loon berekende werkelijke kosten van de bus. Met de begroting van de B.B.A. is op het moment geen enkele moei te, want hoe het bedrag ook wordt benaderd, men blijft altijd aan de veilige kant zitten ten opzichte van de zelf gemaakte berekening. Overigens is spreker het niet helemaal met de opvatting van de heer van Loon eens, als zouden de leden van de raad destijds het rapport openbaar vervoer wel allemaal hebben doorgebladerd, maar zich toch niet bewust zijn geweest van de consequenties. Hij meent dat het in de discussie in de raad zelf, doch minstens in de afdeling, nadrukke lijk naar voren is gekomen dat het nüttige van het rapport was dat men op voorhand bij benadering kon uitrekenen wat het openbaar vervoer maximaal zou kunnen gaan kosten als men uitvoerde wat in dat rap port aan suggesties lag. Daarbij heeft de raad dan ieder jaar de mo gelijkheid een stap verder te gaan of niet vooruit te gaan. Men kan natuurlijk als busbedrijf geen stap terug doen. Men kan echter

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 395