373
18 APRIL 1968
van de jonge mensen van nil beslissend zal zijn de toekomst van on
ze samenleving.
De fractie vindt de voorliggende nota met bijbehorende stukken een
gedegen stuk werk, dat kort en duidelijk geschreven, een goed beeld
geeft.
Gaarne wordt het college hiervoor dank gezegd, in het bijzonder de
wethouder van jeugd, sport en recreatie, die ongetwijfeld dé grote
promotor van dit stuk is geweest en zijn ambtelijke staf van medewer
kers, waarvan spreker zonder overigens iemand tekort te willen doen,
hiervan toch Drs. Folmer met name zou willen noemen.
Dat het college de jeugdadviesraad ongeveer een jaar lang intensief
aan een voorgelegd stuk, getiteld "Gedachten rond een nieuwe jeugd-
subsidieregeling" en "Proeve van een nieuwe jeugdnota" heeft laten
meedenken en werken, heeft de fractie een goede procedure gevon
den, omdat mede door de veelzijdige samenstelling van de jeugdad
viesraad, vele adviezen naar voren zijn gekomen, welke aan nota èn
subsidieregeling duidelijk ten goede zijn gekomen.
Met betrekking tot de nota zelve wil spreker het volgende opmerken.
Zijn fractie acht het een gelukkig verschijnsel dat Breda in 1962 reeds
een zodanig belangrijke taak zag in het jeugdbeleid, dat een eigen
jeugdsubsidieregeling in het leven werd geroepen. De niet onbelang
rijke financiële consequenties daarvan waren geheel voor eigen bud
get bij de zich toch al niet naar wéns ontwikkelende financiële situ
atie in Breda.
Het moet hem dan ook van het hart en spreker heeft dit bij andere ge
legenheden al meerdere malen gesteld, dat hij van mening is, dat
de rijksoverheid hier in belangrijke mate tekort schiet, omdat bij de
financiële verhouding tussen rijk en gemeenten met uitgaven ter za
ke van jeugdsubsidiëring geen rekening wordt gehouden bij uitkerin
gen uit het gemeentefonds, terwijl anderzijds voor het in Breda ont
wikkelde jeugdservice- en jeugdactiviteitenbeleid geen enkele rijks
subsidieregeling enige tegemoetkoming in de vorm van subsidie mo
gelijk maakt.
Wèl heeft het rijk subsidieregelingen voor jeugdzorg, met andere
woorden, als de jeugd een probleem is geworden, kan men subsidie
krijgen en niet onbelangrijk ook. Voor alles dat de plaatselijke over
heid en het particulier initiatief onderneemt om jeugdzorg te voorko
men krijgt men niets. Het is het paard achter de wagen spannen. Hij
meende op dit facet toch wel even de aandacht te moeten vestigen,
hoewel de raad niets anders kan doen dan dit tekort signaleren.
Het zal het college duidelijk zijn, dat de fractie het met alle stel
lingen in het onderdeel "veranderingen in het jeugdleven" in de nota
niet steeds geheel eens kan zijn. Dit geeft echter geen kortsluiting
tussen het college en de raad, omdat het betreft door het college ge
citeerde passages.
De fractie begrijpt dat uit vele publicaties een keuze gedaan is moe-