375 18 APRIL 1968 instituut in 1965 is aan de service-verlening geleidelijk gestalte ge geven. Het woord "service" duidt op een andere sociologische bena dering van de jeugd en dit wordt een groot winstpunt geacht, omdat zowel de jeugdservice in het algemeen als de doelstelling van het jeugdcentrum in het bijzonder meer perspectieven gaan bieden voor de niet-georganiseerde jeugd en jongeren en dat er bewust een po ging wordt ondernomen om ook voor deze zeer grote groep een "in gang te vinden. Ten aanzien van de ruimtelijke accommodaties is geen of nauwelijks winst te signaleren. In 1962 is gesteld "de behoefte is groot". Thans anno 1968 stelt het college: "Er is een grote behoefte". Het verwezenlijken van ruimtelijke accommodaties en openlucht voorzieningen voor de jeugd heeft haar eigen specifieke moeilijkhe den en eist een eigen benadering, die buiten het kader van de voor liggende nota ligt. De fractie nam daarom kennis van de mededeling van het college, dat het wenselijk voorkomt aan dit beleidsonder deel een aparte studie te wijden. Het resultaat van deze studie hoopt spreker's fractie binnen niet al te lange tijd voorgelegd te krijgen. Wat de fractie irt de nota en bijbehorende stukken eigenlijk mist,is een regeling, waarbij de inspraak van de jeugdigen en jongeren zelf duidelijk tot uiting komt. Bekend is, dat hiermede een bijzonder moeilijke pro blematiek wordt aangesneden, waarbij landelijk al gebleken is, dat de voorgestelde fifty-fifty-basis voor ouderen en jongeren in het COWER-rapport geen haalbare zaak is om tot activiteiten of bestuurs structuren te komen en waarbij op grond van gesprekken en contacten en ervaringen met jongeren al gedacht wordt aan een verhouding van 70°]o ouderen en 30tfo jongeren. Toch durft de fractie het college te vragen op dit punt bijzonder diligent te blijven, omdat zij van me ning is, dat de inspraak van jeugdigen en jongeren onontbeerlijk is voor een goede beleidsvoering en voorts, omdat de raad tot taak heeft te bevorderen, dat de jongeren zelf "leren" besturen. Het is een bekend gegeven dat Breda landelijk gezien ten aanzien van het jeugdbeleid steeds progressief is en baanbrekend pionierswerk doet, dat daarna vaak elders navolging vindt. Daarom is het zo prettig te constateren dat ook in deze nieuwe be leidsvisie wederom een typisch eigen gezicht naar voren komt te we ten de BELEIDSADVISERING komt te liggen bij de jeugdadviesraad als adviescollege van burgemeester en wethouders, dat als uitvoerder van 's raads besluiten het beleid bepaalt, terwijl de praktische UITVOE RING bij het Stedelijk Jeugd- en Jongerencentrum is gebracht. Scheiding derhalve van beleid en uitvoering. Dit in tegenstelling tot het algemeen landelijk beeld, waar in het algemeen "Jeugdraden" beleidsadvisering en uitvoering in één hand hebben. De fractie staat volledig voor de thans in Breda gekozen vorm en acht het juist, dat beleid en uitvoering gescheiden blijven en dat de nodige communi catielijnen heen en weer duidelijk gelegd zijn. Spreker wil nog een kritische noot plaatsen bij de opmerking, dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 400