18 APRIL 1968
377
Tenslotte bevat ook deze nota £en subsidieregeling een stuk toekomst
beeld.
De toekomstvisie berust in deze tijd van fundamentele veranderingen
voor een deel op intuïtie.
Naarmate het beleid minder kan steunen op traditie zal het meer ge
voed moeten worden door het experiment.
Spreker's fractie meent dat de subsidieregeling hiertoe de mogelijk
heden geeft, hoewel mogelijk in de praktijk toch nog tekortkomingen
of te weinig flexibiliteit zouden kunnen blijken.
Het zal dus zaak zijn de vinger aan de pols te blijven houden en de
ontwikkelingen op de voet te blijven volgen.
Dit alleen is echter niet voldoende.
Gehoopt wordt namelijk dat het co llege bij de praktische uitvoering
van de subsidieregeling de mogelijkheden zal kunnen vinden om plot
seling opkomende redelijke fenomenen van de jeugd op snelle en ef
fectieve wijze op te vangen om de jongeren daardoor de gelegenheid
te geven zich in nieuwe experimenten uit te leven in het belang van
een gezonde harmonische ontwikkeling en aan de jeugd daardoor het
vertrouwen in de overheid te geven, dat zij zozeer zoekt of in verlan
gens uit.
Dat dit zo mogelijk binnen de bestaande begrotingsposten gerealiseerd
zal kunnen worden is daarbij de wens van de fractie.
Mevrouw JSGER zegt dat ook haar fractie voor deze nota heel veel
waardering heeft, de nota geeft een duidelijk beeld van verleden en
toekomst. Zij hoopt toch dat de inbreng van de jeugd groot zal zijn
en steeds groter kan worden - zoals de nota beoogt - zonder dat er
teveel betutteling van de zijde van de andere kant plaatsvindt. Slechts
met volledige inschakeling van de jeugd zal men groot succes kunnen
hebben.
Ook bij de fractie is de vraag gerezen wat er zou gebeuren met de
jeugdfunctionarissen die bijvoorbeeld van baan zullen moeten veran
deren omdat ze eenvoudig te oud zijn voor de jeugdfunctionaris. Zijn
er mogelijkheden om deze op te vangen? Zo niet dan kan dit volgens
spreekster bepaalde sociale problemen met zich meebrengen. Het
zou dienstig zijn als ook de jeugdfunctionarissen zich dat zelf van te
voren realiseren.
Een tweede vraag is of er contact met gedeputeerde staten is geweest
in verband met de centrumfunctie van Breda, dit iii verband met sub
sidieplannen en beschikbare gelden. Zoals ook de heer van Gastel al
opmerkte ligt hier duidelijk een taak voor de rijksoverheid in verband
met subsidiëring van bijvoorbeeld salarissen en apparaatkosten, zoals
dat ook bij het maatschappelijk werk gebeurt.
De heer KRAMER zegt bij de algemene beschouwingen, gehouden
op 2 februari van dit jaar, reeds enige algemene opmerkingen over
het jeugdwerk gemaakt te hebben. Het schijnt echter wel het noodlot
te zijn dat het jeugdwerk altijd op het late uur aan de orde moet ko
men.