406
16 MEI 1968
Tenslotte is met betrekking tot de Westbrabantse vliegvelden - actueel
geworden door de ontruiming van de vliegbasis Woensdrecht begin
1969 door de Koninklijke Luchtmacht - geconstateerd dat er bij de
gemeentebesturen, die participeren in de N.V. Vliegveld Seppe en
N.V.Aero Woensdrecht i.o.bereidheid bestaat om met betrekking
tot de vliegveldenexploitatie in West-Brabant tot een duidelijke en
doelmatige functieverdeling en tot een zo groot mogelijke bestuur
lijke samenwerking te geraken.
Overigens ben ik van oordeel, dat het bij deze vraagstukken van be
tekenis is zich te bezinnen over hetgeen in Nederland en met name
in West-Brabant in vergelijking met de situatie in België aan moge
lijkheden en faciliteiten voor industrievestiging geboden kan worden.
Ik hoop van harte dat de samenwerking in West-Brabant - over deze
concrete onderwerpen - geconsolideerd kan worden en dat mogelijke
tegenstellingen kunnen worden vermeden.
De heer VAN LOON zegt naar aanleiding van de mededeling van
de voorzitter graag drie korte opmerkingen te willen maken.
Hij zegt erover verheugd te zijn, dat de voorzitter nu reeds een ver
klaring heeft afgelegd; veel meer nog om het initiatief van Bredase
zijde gedurende de laatste weken om tot vormen van samenwerking
te komen.
Hij gelooft, dat dit soort initiatieven de laatste maanden en zelfs al
enige jaren vanuit de raad zijn aangemoedigd. De voorzitter heeft
gezegd, dat er in West-Brabant iets gaat gebeuren en dat er nationa
le en internationale belangensferen zijn ontstaan.
Hij wil in herinnering roepen hetgeen hij bij zijn algemene beschou
wingen heeft gezegd, namelijk dat de Rotterdamse industriële con
centratie na de expansie in de Botlek, te Rozenburg en in de Maas
vallei nu reeds duidelijke aspiraties vertoont in zuidelijke richting.
Nog kort geleden zegt spreker zijn rond het gebied van de Zekluza-
gemeenten grootse plannen ontwikkeld voor industrievestiging. Men
sen, die straks in dit industriegebied zullen werken, zullen ook moe
ten wonen en leven. Er is niet veel fantasie voor nodig om te veron
derstellen, dat deze twee mogelijkheden heel goed binnen de con
centratie van Breda zouden kunnen plaatsvinden. Spreker zegt niet
te hebben kunnen bevroeden, dat het college er al zo spoedig in zou
slagen deze grote plannen al een vorm van gestalte te geven. In zijn
mededeling heeft de voorzitter verwezen naar het groene boekje,
mede handelende over de toekomstige ontwikkeling van West-Brabant
in het tijdvak 1968-1980. Als spreker hoort wat voor plannen er aan
gegeven worden voor de noord-westelijke hóek van West-Brabantvoor
de vestiging van allerlei industrieën en andere mogelijkheden voor
realisering op langere termijn meent hij te mogen verwachten, dat
in de loop van het jaar ter zake belangrijke beslissingen zijn te
verwachten.
Ten aanzien van de plannen en de visie daarop van Breda en de plaats