423 16 MEI 1968 vendien de discussie in eerste instantie maar gedeeltelijk heeft bijge woond. Hij sluit zich gaarne aan bij het betoog van de heer Kroon en hij staat volkomen achter hetgeen de wethouder heeft gezegd. Anders ligt het met datgene wat de heer Woestenberg heeft gesteld. De heer Woestenberg heeft een zekere sfeer van ongenoegen en ontevredenheid geproefd. Spreker gelooft niet, dat de raad ontevreden mag zijn. Als er al gevoelens van teleurstelling zijn, dan is dat omdat de zaak an ders is uitgepakt, dan de raad had gehoopt en verwacht. Bij spreker was die verwachting al vrij gauw de bodem ingeslagen, omdat hij van meet af aan de indruk heeft gekregen, dat de verplaatsing van de markt tot een teleurstelling moest leiden en wel omdat de groentehan delaren er met alle mogelijke manieren op hebben gewezen, dat dé situatie op het Kasteelplein zeer ongunstig was.Hij acht het voor een handelaar psychologisch volkomen onjuist, dat hij van de daken gaat schreeuwen, dat hij in een zo ongelukkige situatie gemanouvreerd is. Hij meent, dat de groentehandelaren geluisterd hebben naar de heer Woestenberg en dat is naar zijn mening een van de hoofdoorzaken van deze "failure". Hij raadt dan ook deze heren aan om in den vervolge naar hun eigen organisaties te luisteren en zich niet in te laten met iemand, die er uitsluitend op uit is om in Breda een sfeer van onge noegen te scheppen. De heer BROOIMANS zegt, dat hij van zijn kant een emotioneel verslag verwacht als hij een emotionele vergadering meemaakt. Hij heeft er behoefte aan, dat, welke maatregel er ook genomen wordt, dat die snel wordt genomen. De heer VON SCHMID meent te mogen aannemen, dat er een snelle oplossing voor dit vraagstuk zal worden gezocht. Deze mensen zijn door bepaalde gemeentelijke maatregelen in deze situatie geraakt. Hij vraagt of het niet Mogelijk is deze mensen een bepaalde schade vergoeding te geven. De heer BIEMANS zegt de vorige discussie niet te hebben meege maakt. Het gaat hier om financieel zwakkere mensen, maar toch wil hij meer het accent leggen op de economische zaak die ze bedrijven. Hij zou graag zien, dat het college deze zaak opnieuw zou gaan be kijken. Hij moet toegeven dat 5 marktdagen niet altijd een reëel beeld voor de toekomst behoeven te geven, maar het kan wel. Hij vindt het wel jammer en hij neemt aan dat deze zaak door het college toch wel goed is voorbereid, dat juist bij deze marktsanering de hele sector van groente- en fruithandelaren hier min of meer de dupe is geworden. Als het in de toekomst niet mogelijk zal Mijken de markt terug te krijgen in de vorm zoals we die tot voor kort kenden, hoopt spreker, dat het college dan wat verder zal kijken, dan alleen de groente- en fruithandelaren en dat het dan de markt in zijn geheel zal bezien. De VOORZITTER zegt, dat hij over deze zaak geen stemming zal toelaten. Het is een zaak, die het college van burgemeester en wet-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 448