426 16 MEI 1968 het uitvoerige stuk geheel met het voorstel akkoord gaat. Zijn fractie is ervan overtuigd, dat de gemeente hier geenszins onrechtmatig heeft gehandeld, doch integendeel de nodige soepelheid heeft betracht en dat de positie, waarin de heer Basemans gemanouvreerd is geheel aan deze te wijten is. Hij mag blij zijn dat het college een nog gunstiger betalingsregeling wil trachten te treffen dan reeds in het voornemen lag. Spreker wil echter nog enkele kritische opmerkingen over het stuk ma ken. Op de eerste plaats heeft het hem onaangenaam getroffen, dat het college in het stuk heeft gesteld, dat de raad in het kader van de ze woningaanschrijving in dit stadium geen taak heeft. Formeel ge zien heeft het college waarschijnlijk volkomen gelijk, omdat het hier geen daad van bestuur betreft, waarover verantwoording aan de raad verschuldigd is. Aan de andere kant meent spreker, dat er de goede verhoudingen onder zullen lijden, wanneer het college het onmoge lijk maakt om het beleid in zaken van medewerking aan de uitvoering van hogere regelingen, kritisch te bezien. Op de tweede plaats is in dit stuk gesteld, dat de opmerkingen van de raad gesplitst kunnenwor- den in die welke betrekking hebben op de bestuurlijke juridische begeleidingvar het college en die welke betrekking hebben op de technische aspecten van de getroffen voorzieningen. Spreker meent, dat het college de nadruk heeft gelegd op het bestuur lijk juridisch deel. Daaromtrent is hij van mening dat er niet zo ver schrikkelijk veel verschil van mening heerst tussen het college en de raad. Spreker dacht, dat het veel meer ging om de vraag of het beleid van het college sociaal gezien juist is geweest. Onderaan op pagina 2 in het stuk is vermeld, dat in de raad de opmer king gemaakt is dat aan de heer Basemans de keuzemogelijkheid gela ten had moeten worden. Spreker meent te weten, dat die opmerking niet gemaakt is, maar dat er wel gevraagd is of het college had over wogen om Basemans de keuze te laten tussen het doen staken van de bewoning en het treffen van voorzieningen. Hij betreurt het, dat dit zo in het stuk gesteld wordt, want op deze manier wordt de raad in de schoenen geschoven, dat hij verwijten gemaakt zou hebben, die in de ze niet gemaakt zijn. Tot slot zegt spreker, dat op pagina 4 gesteld is, dat de aannemers te lage of veel te hoge prijzen zouden hebben opgegeven. Hij wil deze opmerking niet onderstrepen en geheel voor rekening van het college laten. De heer WOESTENBERG zegt de heer Basemans na de vergadering van 14 maart te hebben gesproken. Aan de goede wil van de heer Ba semans mag niet getwijfeld worden. In dat gesprek heeft de heer Ba semans zijn noden nog eens herhaald en spreker ziet het zo, dat de ge meente in deze een fout gemaakt heeft. Hij heeft het aanbod van de heer Basemans gehoord, waaruit blijkt, dat hij bereid is een paar dui zend gulden vergoeding te betalen. De voorzieningen zijn buiten zijn medeweten getroffen en zij zijn te duur geweest. Als de gemeente een fout maakt, dan is het op zijn plaats, dat die zo goed mogelijk gecor-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 451