427
16 MEI 1968
rigeerd wordt, zeker als men ziet dat Basemans, ondanks alle moei
lijkheden toch nog bereid is enige duizenden guldens te betalen. Hij
vindt het bedrag van de getroffen voorzieningen, namelijk 8.203,77,
aan de vrij hoge kant. Dit heeft de heer van Banning toch ook gezegd»
Als de heer Basemans bereid is zij het dan in termijnen te betalen,
dan moet deze geste met een goed gebaar beantwoord worden indach
tig het spreekwoord "Beter een half ei dan een lege dop". Aan de zij
de van de heer Basemans ontbreekt het beslist niet aan goede wil.
De heer VAN DER ZWAN zegt, dat de raad twee maanden geleden
een vrij lang stuk van mevrouw Basemans met de nodige bijlagenheeft
ontvangen. Na lezing van het thans voorliggende stuk kan hij alleen
maar beamen, wat hij de vorige keer al gezegd heeft. De heer Woes-
tenberg heeft gezegd, dat de heer Basemans tegemoetkomendheid wil
betrachten bij de afhandeling van dit stuk. Spreker gelooft niet dat de
heer Basemans tegemoetkomend behoeft te zijn, maar hij hoopt wel
dat het college tegemoetkomend zal zijn bij het treffen van een afbe
talingsregeling.
De heer VON SCHMID meent te mogen aannemen, dat een huisei
genaar verplicht kanworden gebreken aan zijn huis te herstellen,voor
al als de huurder van de nalatigheid de dupe wordt.
In het stuk leest hij, dat het college en de betrokken wethouder in dit
geval zorgvuldig te werk zijn gegaan en hij is blij, dat er twee maan
den geleden nog aandacht aan deze zaak is besteed, omdat het naar
zijn mening aan elke burger duidelijk moet zijn, dat aan dergelijke
gevallen alle aandacht wordt besteed. Tot zover kan hij het voorstel
van burgemeester en wethouders volgen. Evenals de heer Barij is ook
spreker erg verbaasd over het gestelde op pagina 1, namelijk dat de
raad in het kader van deze woningaanschrijving in dit stadium geen
taak heeft. In dit verband vraagt hij waarom deze zaak dan in de
vorm van een voorstel en als agendapunt aan de raad wordt voorge
legd. En als dat dan wel gebeurt en er volgt een debat, dan vindt hij
het een korzelige opmerking, dat de raad eigenlijk met deze zaak
niets te maken heeft. Afgezien daarvan is de opmerking niet hele
maal in overeenstemming met de moderne democratische geest, die
zo langzamerhand vaardig gaat worden. Hij meent, dat het college
er goed aan zou doen om in deze tijd een niet zo verschrikkelijk
scherpe scheiding te maken tussen raad en college.
Hij wil er echter direct aan toegeven, dat het college zijn eigen ver
antwoordelijkheid heeft, maar dat de uitvoerende taak steeds moet
geschieden in nauw samenspel met de raad.
Daarom betreurt hij de opmerking die in het voorstel gemaakt is.
De heer KROON zegt blij te zijn met de toevoeging aan het be
sluit onder b dat getracht zal worden een gunstiger betalingsregeling
te vinden. Dat is namelijk de vorige vergadering door spreker en door
de heer van der Zwan gevraagd. Overigens heeft hij er geen behoefte
aan om te praten over de bevoegdheden van de raad en van het colle
ge. Hij gelooft, dat het goed zou zijn als diverse raadsleden de ge-