428
16 MEI 1968
meentewet nog eens zouden nakijken, want als de heer von Schmid
stelt, dat hier geen goed contact is, dan is het toch wel degelijk zo,
dat het hier om de uitvoering van een zelfbestuurstaak gaat en dat er
een absoluut onderscheid bestaat tussen de taken van de raad en van
het college. Als de heer Basemans een brief aan de raad schrijft vindt
hij het logisch dat het college juridisch de zaken precies stelt waar ze
thuis horen.
De heer MELZER zegt, dat uit het stuk duidelijk blijkt, dat goed
koop vaak duurkoop is. Wanneer men aan de Ulvenhoutselaan eenwo
ning koopt voor 15.000, die min of meer in verwaarloosde staat
verkeert kan men weten, dat men die woning bij verhuur in een beter
bewoonbare staat moet brengen, en dat daar kosten mee gemoeid zijn
Vanuit de raad kan men dan niet stellen hoe dat nu zit in verband met
de huur. Er ligt voor de raad geen taak. Als de heer Basemans van me
ning is, dat de aangebrachte voorzieningen basis zouden kunnen zijn
voor huurverhoging, dan moet hij zich maar wenden tot de huuradvies
commissie.
Wethouder VERMEULEN wil allereerst een misverstand uit de weg
ruimen, omdat men ten tweede male vanavond van mening is, dat
het college ten aanzien van de ontwikkeling van de democratie ten
achter blijft. De heren Barij en von Schmid hebben zich afgezet te
gen de mededeling in het stuk, dat de raad in het kader van deze
woningaanschrijving en in dit stadium geen taak heeft.
Als men dat relateert aan het functioneren van de democratie, dan
wil spreker zeggen, dat het omgekeerde het geval is. Aanvankelijk
stond in het stuk het woord "competentie" en dat is er uitgeschrapt,
omdat het college er geen behoefte aan heeft ten overstaan van de
raad competentiekwesties te stellen.
De democratie veronderstelt het zich kwijten van zijn eigen taak en
van zijn eigen bevoegdheden en dat brengt ook mede de plicht van
de organen zoals ze in de democratie functioneren om zich tot hun
eigen taak en hun eigen bevoegdheden te beperken, tenzij er voor
de een dringende redenen zijn om die ander over de uitoefening van
diens bevoegdheden vragen te stellen. De gewraakte zinsnede heeft
geen andere bedoeling dan te zeggen, dat de man zijn kansen gehad
heeft. Hij heeft de gelegenheid gehad om de voorzieningen zelf te
treffen en daaraan heeft hij niet voldaan. Hij is van gemeentewege
aangeschreven en toen had hij de mogelijkheid om in beroep te gaan
bij de raad, hetwelk hij niet heeft gedaan. Toen is het nodige werk
van gemeentewege uitgevoerd en nu aan het einde van de rit zegt hij
dat de hem gepresenteerde rekening te hoog is. Als hij deze mening
is toegedaan, behoort hij daaromtrent de mening te vragen van de in
stantie, die daarvoor bij de wet is aangewezen, namelijk de rechter.
Als deze man een dwangbevel thuis krijgt en hij tekent daartegen be
zwaar aan, dan is er de rechter om uit te maken of de vordering door
de gemeente rechtens of niet-rechtens is gedaan en of er bij de sa
menstelling van het bedrag een onredelijke opdrijving heeft plaatsge
vonden van datgene wat in het kader van de woningwet noodzakelijk
was. De rechter kan zich hierbij door deskundigen doen bijstaan.