447
16 MEI 1968
eiste bouwvergunning verleend om een garagebedrijf te mogen
bouwen.
10. Gemeenteverordening van de gemeente Breda, nummer 1362, ru
briek 111-36, tekst d.d. 14 januari 1959, afgekondigd d.d. 3 juli
1959, luidende:
verordening tot regeling van het gebruik van gebouwen en hun
aanhorigheden.
Mijnheer de voorzitter.
Deze verordening is niet toegepast en kon niet worden toegepast
omdat de woningen eenvoudig verdwenen zijn.
De met de opsporing en constatering van overtredingen belaste
gemeente-ambtenaren genoemd in artikel 7 dezer verordening en
ook genoemd in artikel 13 van de woningwet 1901, zijn volledig
in gebreke gebleven. Indien men hier ten opzichte van openbare
werken en ook ten aanzien van de wethouder in deze niet wil spre
ken van corruptie, zo kan men toch stellen dat men "in gebreke
is gebleven".
11. Met de verboden in de bouwverordening is in het geheel geen re
kening gehouden. Hierop wordt thans niet ingegaan, maar wel
kan nog gesteld worden, dat de zijgevel aan de kant van de heer
Beurs als bij een krot is gebouwd dat voor sanering in aanmerking
komt en dat de toezichtvoerende ambtenaren zorgvuldig verme
den hebben om toezicht te houden ondanks de ingebrachte bezwa
ren.
Ook de heer Mali paard aan de andere zijde van het nieuw gebouw
de bedrijf heeft bezwaren (schriftelijk) ingebracht bij openbare
werken zonder enig resultaat!
Mijnheer de voorzitter.
Het uitgebrachte advies aan de gemeenteraad is onjuist en in strijd
met de wet en het algemeen belang.
De rechtszekerheid is zoek als het college van burgemeester en
wethouders adviseert, dat de ter inzage gelegde kaarten en be
sluiten van de gemeenteraad en het college van gedeputeerde sta
ten niet ter zake doende zijn. Aangezien het nu eenmaal uitge
sloten is dat van ouds bestaande woningen zonder meer vervangen
worden door bedrijven of fabrieken enz.kan hier gesteld worden
dat de betrokken wethouder aansprakelijk is voor de onregelmatig
heden en geacht moet worden daarmede bekend te zijn geweest.
De voorschriften die ter zake in de gemeentewet en de woningwet
zijn gesteld, worden en werden door het college van burgemees
ter en wethouders niet uitgevoerd.
Een onderzoek door de gemeenteraad en neutrale deskundigen is
hier op zijn plaats.
Opgemerkt wordt dat ook het onteigeningsplan van 10 juli 1965
tot grondslag heeft het uitbreidingsplan in onderdelen "Poolseweg
1963" en het bouwverbod "Poolseweg". Dat het wel wat dwaas is,
dat een deel van de percelen gebonden zijn aan het uitbreidings
plan en het bouwverbod en de andere delen van de percelen wéér
niet.