48
18 JANUARI 1968
bijdrage van 25is hem gebleken dat de investeringslasten na het
gereedkomen van de biologische zuivering ruim 1.500.000, -- zul
len bedragen. Een dergelijke investeringslast heeft natuurlijk verre
gaande financiële en budgettaire consequenties.
Spreker komt daar later op terug, omdat hij thans eerst wil stilstaan
bij de 3 beslissingen welke de raad vandaag naar zijn mening binnen
het kader van dit voorstel wordt voorgesteld te nemen.
1. Op de eerste plaats acht het college het niet verantwoord en niet
mogelijk om, nu de leiding in gebruik is genomen, langer te
wachten met het opleggen van lasten aan de inwoners en de in
dustrie van Breda.
2. Vervolgens wordt de raad voorgesteld de voor de bevolking en de
industrie voorgestelde kostenverdeling te aanvaarden en goed te
keuren dat het ongedekte bedrag van de exploitatiekosten op het
totaal van de investeringen wordt bijgeschreven.
3. Terwijl tenslotte voorstellen worden gedaan met betrekking tot
de belastingplichtingen.
Spreker verzoekt toe te staan dat hij thans nader ingaat op de door
hem hiervoorgenoemde 3 belangrijke aspecten uit het voorstel.
Ook in het voorstel wordt gezegd dat tot heden de rentelasten op de
stichtingskosten werden bijgeschreven en nog geen afschrijving werd
toegepast, een en ander in afwachting van de oprichting door het
provinciaal bestuur van een corporatie ter bestrijding van de water
verontreiniging in West-Brabant. Spreker is het volmaakt eens met
de mededeling dat de bestrijding van de waterverontreiniging een
breder vlak raakt dan van één gemeente.
Van de zijde van het college en ook uit de raad is herhaaldelijk aan
gedrongen op gedachten - en geïnformeerd naar - de instelling van
een zuiveringschap.
Eindelijk gaat morgen ter zake hopelijk iets gebeuren als provincia
le staten zullen instemmen met het voorbereiden van een nieuw wa
terschap-zuiveringsschap voor geheel westelijk Noord-Brabant.
Uitgaande van het handelen van Breda in het verleden zou de raad,
nu hij nog steeds in afwachting is van de oprichting van een zuive
ringsschap, de tot heden gevolgde weg moeten blijven volgen. Dit
ook al vanwege de motivering welke het college hieraan ook zelf
geeft.
Dat Breda de leiding reeds in het stadium van uitvoering in gebruik
neemt, verandert zijns inziens aan dit uitgangspunt slechts in zover
re iets dat het hem aannemelijk voorkomt de kosten van onderhoud
en bediening van de installatie voor rekening van Breda te nemen.
Het is onmiskenbaar dat ook reeds de leiding naar Moerdijk niet al
leen voor Breda, maar voor een belangrijk gedeelte van West-Brabant
van grote betekenis is.
Gedeputeerde Ir. van Haaren heeft de gemeente geprezen voor het
initiatief dat Breda in 1956 heeft genomen.
Breda heeft groot belang bij de bedrijfsstelling van de leiding. Na-