20 JUNI 1968 481 Burgemeester en wethouders hebben gemeend dat met betrekking tot de benoeming en ontslag van de rector en de directeur, als zijnde het centrale punt, zij niet verstandig zouden handelen om dat bevoegd ge zag aan zich te houden. Voor de benoeming en ontslag van de centra le posities bij het onderwijs is het naar het oordeel van burgemeester en wethouders het beste, dat men de raad volledig laat beslissen. Bo vendien spelen deze bij de benoeming van de overige leraren in het overleg met burgemeester en wethouders een belangrijke rol bij de be noemingen. Spreker zegt gaarne toe dat bij benoemingen de afdeling voor het on derwijs inzage krijgt van de stukken en onmiddellijk mededeling krijgt van de benoeming en tevens inzage krijgt van alle sollicitatie-beschei den, alsmede van de motieven die geleid hebben tot de benoeming. Hierdoor zal een slagvaardig beleid gevoerd kunnen worden, omdat dit in onderwijszaken zeer belangrijk is. In welke situaties men zal komen is natuurlijk van te voren niet te zeggen, doch wat er ook zou gebeu ren, burgemeester en wethouders houden dan in ieder geval de moge lijkheid om een slagvaardig beleid te voeren. De gemeenteraad heeft bij deze methode de zekerheid dat het benoemingsbeleid van burge meester en wethouders volledig gevolgd kan worden en achteraf kan worden gecontroleerd. Mochten er in het benoemingsbeleid fouten ge maakt worden die naar het inzicht van de gemeenteraad niet te tole reren zouden zijn, dan kan de gemeenteraad toch nog altijd ingrijpen door gebruik te maken van zijn wettelijke bevoegdheden om het be noemingsrecht aan zich te trekken. Spreker wijst erop, dat door de vereniging van leraren aan de R. H. B, S. en van de algemene vereniging van leraren bij het voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs vrij zwakke argumenten zijn gebruikt. Op de eerste plaats wordt er gezegd dat de rechtspositie van de leraren min der zou zijn als de benoeming door de raad zou geschieden. Spreker meent dat dit eenvoudigweg niet aan de orde is, omdat de rechtsposi tie bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld en alle gemeen telijke regelingen daardoor komen te vervallen. Overigens meent hij dat de rechtspositieregeling voor leraren ook op andere wijze voldoen de waarborgen geeft. Bij de vereniging van leraren aan de R. H. B. S. wordt het argument ge bruikt wat uiteindelijk het hoofdbezwaar is, dat de benoeming door het college van burgemeester en wethouders geschiedt. Men zegt dat de benoeming dan in de praktijk geschiedt door de wet houder van onderwijs of door de onder diens verantwoordelijkheid werken de directeur van het onderwijs, waardoor een politieke benoeming zijn intrede zou kunnen doen. Een benoeming door een gemeenteraad, die een samenstelling heeft van alle gezindten en politieken zou de meest objectieve benoeming zijn. Hij vindt dit een bijzonder merkwaardige constructie en is van mening dat de meest objectieve benoeming zou zijn de benoeming, die gewoon de beste man neemt voor de functie die te vervullen is. Een benoeming door de raad of door burgemeester en wethouders garan deert dit niet. Dit is een kwestie van instelling en van mentaliteit.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 506