482
20 JUNI 1968
Spreker moet zeggen dat burgemeester en wethouders echt van mening
zijn dat voor dit gemeentepersoneel de vastgestelde regels gevolgd moe
ten worden en dat zij bovendien de controle daarop volledig bij de af
deling voor het onderwijs legt.
De VOORZITTER vraagt wat de dames en heren ervan vinden.
De heer QUADEKKER vindt het wel aardig.
De heer BARIJ zegt dat de wethouder begint de gemeenteraad te
verwijten dat de zaak wordt omgedraaid. Hij heeft begrepen dat dit
verwijt aan zijn adres werd gericht, doch blijft met de wethouder van
me.ning verschillen. Weliswaar staat er in de wet dat burgemeester en
wëthouders het bevoegd gezag zijn, tenzij de raad anders beslist, doch
daar staat tegenover, dat de raad moet afstappen van een bestaande re
geling. Het zou zinvol geweest zijn als burgemeester en wethouders
hadden medegedeeld waarom van deze regeling wordt afgestapt.
Spreker noemt het niet juist dat burgemeester en wethouders zich ver
schuilen achter de mededeling dat het nu eenmaal in de wet staat en
dat zo de raad niet anders beslist, burgemeester en wethouders het be
voegd gezag zijn. Het enige argument dat hij van wethouder Broeders
heeft gehoord is dat er een slagvaardig beleid gevoerd zou moeten wor
den. Dit onderschrijft spreker en wil dit ook graag, maar benoemingen
bij het gymnasium betreffen slechts èen klein aantal mensen. Verwij
zende naar de agenda van deze raadsvergadering, die vlak voor de gro
te vakantie en voor het nieuwe schooljaar is, deelt hij mede dat daar
op slechts één ontslag en één benoeming aan het gymnasium. Geluk
kig is er niet veel verloop aan'het gymnasium en daarom zou spreker
burgemeester en wethouders nogmaals willen uitnodigen met nog wat
meer argumenten te komen.
Wethouder BROEDERS dacht dat er nog één argument was, namelijk
dat de gemeenteraad geen enkel argument zou hebben om ten opzichte
van de leraren van het gymnasium een uitzonderingspositie te creéren
bij het benoemingsbeleid.
Bij alle scholen en ook bij het gemeentelijk personeel wordt dit beleid
gevolgd. Spreker is van oordeel dat er geen sterke argumenten zijn aan
te voeren om uitgerekend bij het gymnasium een ander beleid te gaan
voeren. Het zou hem buitengewoon welkom zijn als dit argument zo
overtuigend was dat ook de heer Barij het aannam.
Hierna wordt de nota van burgemeester en wethouders (agendapunt
18) voor kennisgeving aangenomen en wordt overeenkomstig het voor
stel (agendapunt 19) besloten.
20. KREDIET AANLEG KINDERSPEELPLAATSEN IN DE WIJKEN HOGE
VUCHT EN IJPELAAR.
De heer MELZER wil gaarne dit voorstel van burgemeester en wet
houders ondersteunen, doch wilde alleen waarschuwen voor iets, waar
voor hij in de raad al 2 maal de aandacht heeft moeten vestigen. In