20 JUNI 1968
487
ontlopen of voor hen moeilijker bereikbaar worden. Spreker mag atten
deren op het leggen van inrijverboden, het opleggen van éénrichtings
verkeer, op stop- en parkeerverboden. Het zit allemaal in hetzelfde
pakket. Alleen met dit verschil, dat bepaalde maatregelen een blij
vend en anderen een temporair karakter hebben.
Niettemin is bij die gevallen sprake van potentiële schade. Een tegen
hanger hiervan is dat elders potentiële baten optreden.
Met alle begrip die er aan de kant van burgemeester en wethouders be
staat voor de redeneringen zoals die door de heren Quadekker en de
Gijsel ter tafel zijn gebracht, moet toch in de afweging binnen het
kader van het beleid duidelijk voor ogen worden gehouden, dat zo
voet zou worden gegeven aan het verlangen dat door de heer de Gijsel
wordt gesteld beslist niet mag worden aanvaard dat ten gevolge van
overheidshandelen consequenties worden getrokken ter zake van te
lijden schade. De heer de Gijsel heeft wel betoogd, zo zegt spreker,
dat er voorbeelden zijn in den lande van schade-uitkeringen.
Hij kan zich voorstellen dat de heer de Gijsel doelt op schadeloosstel
lingen als bijvoorbeeld het beëindigen van de oesterteelt, de Zuider
zeewerken, de waternoodramp 1953. Deze gaan echter in proportie
boven het individueel belang uit, want daar betrof het groepen van
de bevolking en werd op een gegeven moment zelfs de nationale eco
nomie dermate geschaad, werd een apart stukje wetgeving in het le
ven geroepen die de schadeloosstelling regelde.
Spreker dacht dat het buiten de proportie is om dit soort gevallen, zo
de heer de Gijsel daarop doelt, te vergelijken met het simpele geval,
dat hier voorligt en dat wel degelijk én in Breda én andere steden van
het land aan de orde is.
Het verlangen van de heer Quadekker is in andere zin en doet op een
mildere wijze een suggestie aan burgemeester en wethouders.
Spreker geeft de heer Quadekker toe dat het preadvies wellicht een
stuk korter had kunnen zijn, ware het niet dat de gemeenteraad dan
had kunnen zeggen dat burgemeester en wethouders zich met een
Jantje van Leiden van zo'n belangrijke zaak hadden afgemaakt.
De heer Quadekker vraagt nu aan burgemeester en wethouders om toe
te zeggen dat zij de heer Zegger positief behulpzaam zullen zijn met
een vestiging elders. Bij deze toezegging zou de heer Quadekker zich
gelukkig voelen.
Spreker kan de heer Quadekker toezeggen dat burgemeester en wethou
ders ten aanzien van de man in kwestie bereid zijn een humaan stand
punt in te nemen. Dit impliceert niet de overweging van een schade
loosstelling in pecunia.
Of de heer Zegger te eniger tijd geholpen kan worden is een vraag die
vandaag niet beantwoord kan worden. Indien op de vraag van de heer
Quadekker onverkort "ja" zou worden geantwoord dan is het denkbaar
dat betrokkene bij burgemeester en wethouders met het verzoek komt
zijn sigarenzaak naar een bepaald pand over te plaatsen.