504 20 JUNI 1968 Wethouder BROEDERS deelt mede, dat het burgemeester en wet houders verheugt dat hun voorstel tot oprichting van de openbare 1. o. m, -school zo positief ontvangen is. Indien de heer Quadekker vraagt hoe hij "zoveel later als mogelijk is" moet lezen, dan is spre ker van mening dat hij heel goed begrepen heeft wat er wordt bedoeld. Als burgemeester en wethouders bedoeld hadden het zo laat mogelijk te doen, dan was dit voorstel bepaald nu nog niet in de raadsvergade ring geweest. Zij hadden dan nog wel 2 of 3 maanden kunnen wachten tot het overleg met het ministerie en met de inspectie gevoerd zou zijn. Duidelijk is het de bedoeling van burgemeester en wethouders om het zo snel als mogelijk is te realiseren. Hierbij is men afhanke lijk van het ministerie. Overigens, zo zegt spreker, spitst de discussie zich toe op de laatste alinea van pagina 1 van het voorstel van burgemeester en wethouders. Hij moet de gemeenteraad mededelen dat hij eigenlijk de discussie over het bijzonder onderwijs nu niet zou willen voeren. Spreker zal ook zijn argument daarvoor geven. De heer van der Werff probeert eigenlijk te vragen waarom of burgemeester en wethouders hiermede in dit voorstel niet komen. In de korte tijd dat hij met deze zaak be zig is, waarbij zeer veel overleg met zeer veel instanties en zeer veel personen, die in het onderwijs zitten, is hij tot de opvatting gekomen, dat men zich eigenlijk los moet maken van datgene wat historisch ge beurd is en waarbij men eigen stellingen heeft betrokken, zowel bij het confessionele als bij het bijzonder neutraal onderwijs en ook in kringen van het openbaar onderwijs. Spreker is van oordeel dat men moet komen tot onderwijsvormen, waar men met erkenning van de rechten, die er liggen, moet zoeken naar datgene wat samen gedaan kan worden. Indien in het voorstel gesproken wordt over herstructurering - mevrouw de Bonte doelt daarop - dan staat daar ook de gemeenteraad niet bui ten. Indien bij de diverse onderwijsrichtingen mogelijk mét een ande re vorm rekening wordt gehouden en met datgene wat al mogelijk is dan zou dit aan dit soort onderwijs misschien nog meer kansen bieden. Spreker gelooft dat men dan niet vast moet houden aan de opvattingen, die er op dit moment zijn. Ook bij het bijzonder onderwijs gaat dit aan de orde komen. Dit is een zaak waaraan in den lande nog maar nauwelijks gedacht wordt. In dien men wat verder vooruit zou willen kijken, dan zal men elkaar moeten vinden op het terrein van het buitengewoon onderwijs, zonder dat daarbij nu al de stellingen worden betrokken. Dit zou spreker een zaak willen laten zijn waar iedereen over moet kunnen praten, die erbij betrokken is en waar men zoekt naar datge ne wat bindt in deze opvatting dat deze kinderen die in een bijzonde re situatie zijn, de zorgen krijgen die zij nodig hebben en dat de ou ders antwoord gegeven wordt op de vragen welke onder de ouders met betrekking tot deze kinderen leven. Deze grondgedachte wij spreker in deze vergadering van de gemeen teraad etaleren. In deze situatie moet er, gezien de nood die er is en gezien de grote zorg die er bij de ouders is met betrekking tot dat on-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 529