506
20 JUNI 1968
Wanneer later de confessionele groep van de bevolking zou gaan zeg
gen: "de gemeente heeft fijn geholpen, doch nu wensen wij toch weer
een eigen school" en zouden trachten de leerlingen terug te krijgen
dan zou zij dat een treurige zaak vinden. Spreekster zou dan aan de
heer Kroon willen zeggen dat het haar spijt dat men in de jaren dat
deze school bestaan heeft en na de discussie die er geweest is bij het
ontstaan van deze school er eigenlijk nog geen lering uit heeft getrok
ken, Zij is van oordeel dat de gedachten hierover echt wel aan het
veranderen zijn.
Spreekster zou het ontzettend prettig vinden indien men over enkele
jaren zou kunnen zeggen dat men het bestuur gaat herstructureren,
maar dat het gedaan is met elkaar èn katholieke èn protestant christe
lijke èn niet confessionelen. Indien dit bereikt is dan gelooft zij niet
dat er één ouder in Breda zal zijn die zal zeggen dat hun kind er niet
heen kan omdat zij hun kind niet aan dit soort onderwijs en aan de
leerkrachten toevertrouwen.
De heer KRAMER gelooft dat zijn fractievoorzitter verkeerd begre
pen wordt. Men kan de indruk krijgen dat de protestant christelijke
fractie niet voor overleg is.
Maar dit is beslist wel het geval» Hij betreurt het dat sommige raads
leden nu iets aangegrepen hebben wat momenteel niet prettig is. De
reden van de overgang van deze school noemt hij zo diep teurig dat
hij het niet nodig oordeelt er iets over te zeggen. Hij dacht echter dat
het bewijs niet geleverd is dat voor protestant christelijke mensen hier
geen gelegenheid is geweest om dit te doen en dat dit waar gemaakt
is door het aantal leerlingen. Als er vroeger gereageerd is en in beroep
gegaan is bij gedeputeerde staten, was dit op heel andere gronden na
melijk dat het aantal leerlingen niet gehaald zou worden. Dit aantal
is dik gehaald. Daarom vindt spreker het niet prettig dat men zegt of
straks zal zeggen dat men toch eigenlijk gelijk heeft gehad. Hij on
derschrijft sterk wat zijn fractievoorzitter heeft gezegd dat juist voor
kinderen, die uit dat milieu komen, dit het juiste onderwijs is. Dit
sluit helemaal niet uit dat spreker's fractie niet met de anderen wil
samenwerken.
Wethouder BROEDERS gelooft dat de discussie in deze raadsverga
dering aantoont hoe moeilijk het is om elkaar helemaal te verstaan,
aan te voelen, te begrijpen en tot één gedachte te komen. Hij meent
dat zelfs in deze discussie nog wat oude standpunten vastgehouden wer
den, wellicht omdat men elkaar niet helemaal verstaat. Indien men
gaat praten over samenwerking dan moet er verkend worden waar ten
principale datgene ligt wat men van het onderwijs verwacht en begin
nen met respect te tonen voor degene, die een bepaalde opvatting heb
ben met betrekking tot het onderwijs en het kind.
Spreker gelooft dat men eerst in de schoenen van de ander moet gaan
staan en dan moet gaan verkennen wat men precies bedoelt. Men zal
dan wellicht tot de conclusie komen dat over bepaalde punten een wat
andere taal gesproken wordt. Indien men zodoende respect voor elkaar
krijgt zal men tot de beste samenwerking komen op het gebied van het
buitengewoon lager onderwijs.