55
18 JANUARI 1968
De heer MELZER zegt dat de heer Kroon de volgende keer bij hem
mag maaien.
De heer KROON vervolgt met erop te wijzen dat het momenteel
zo is dat een groot aantal kubieke meters in de Mark geloosd wordt,
wat ernstige vervuiling veroorzaakt. De vervuilers zijn in deze riool
belasting niet te vangen. Wanneer er straks echter een zuiverings
schap komt dan ligt deze zaak anders en moeten zij, voor zover
spreker bekend is, mee gaan betalen. Temeer nog omdat
morgen deze zaak in provinciale staten gaat spelen en de zaak toch
al enkele jaren loopt, stelt hij voor het voorstel aan te houden totdat
meer bekend is.
Mocht het college het voorstel niet aan willen houden, dan kan spre
ker zeggen dat zijn fractie tegen het voorstel is.
De heer VAN BANNING zegt dat de heer Melzer terecht heeftop-
gemerkt dat de raad met meer volledigheid kennis moet hebben ge
nomen van dit voorstel en dat hij het niet door andere publiciteit moest
hebben vernomen. Deze zaak beroert spreker ook bijzonder en hij had
een te kort tijdsbestek om zoveel mogelijk gegevens op te doen.
Hij moet zeggen dat hij bij de Bredase industrie deze gegevens in rui
me mate heeft verkregen; dat betreft ook het gesprek - de wethouder
heeft er al het een en ander van verteld - van vandaag. Er is spreker
ook verteld over de gesprekken die in het verleden zijn gevoerd.
Spreker veronderstelt dat de heer Melzer ook doelt op de brief van het
B.I.C.die op 29 december aan het college is gezonden. Dit schrij
ven was naar aanleiding van het feit dat het college voornemens was
de raad voor te stellen een heffing van rechten voor rioolwaterafvoer-
leiding in te voeren. Het was bij die anderen eerder bekend dan bij
de raad. Nu vindt spreker het in een opzicht niet zo'n verschrikkelijk
groot bezwaar, want hierdoor voldoet het college aan de mededeling
tijdens de begrotingsdebatten van 15 december 1966, dat de bestuurs
structuur spoedig in orde zal komen. In 1966 zijn gedeputeerde staten
druk doende met voorbereidingsplannen voor het zuiveringsschap en
begin 1967 zou het college met gedeputeerde staten van gedachten
wisselen. In dezelfde vergadering van 15 december heeft het college
gezegd dat het goed is de problemen rond de afvalwaterzuivering in
gezamenlijk overleg onder meer met het B.I.C. te bespreken. Die
problemen hadden technische en economische facetten.
Ook is het college met voortvarendheid te werk gegaan, het ingeni
eursbureau Pas en Witteveen heeft al op 19 december 1966 een aller
eerste bijeenkomst georganiseerd, waarbij toelichting werd gegeven
over de technische merites van het plan. Uitdrukkelijk is toen gezegd
dat, mede gelet op de economische problemen, overleg bijzonder ge
wenst werd geacht. Dat was in 1966 en spreker vermag met zijn frac
tievoorzitter en verschillende andere sprekers niet in te zien waarom
het thans niet verantwoord is om langer te wachten met het opleggen
van lasten aan de belanghebbenden in Breda. De heer van der Zwan
heeft gezegd dat men realist moet blijven. Spreker gelooft dat het
realiteit is het schap beter eerst af te wachten. De consequentie die
de heer van der Zwan voorziet vermag spreker ook bepaaldelijk niet