551 15 AUGUSTUS 1968 seert thans dit rapport voor kennisgeving aan te nemen en hij zegt toe dat door burgemeester en wethouders bepaald naar een gelegenheid ge zocht wordt om de problematiek van de wijkverwarming in zijn totali teit te bekijken. Thans lijkt het hem niet het juiste moment om het tijdstip daarvan te bepalen. Dit is beter dan slechts een bepaald facet van het probleem thans te bespreken. Hierna worden de stukken genoemd onder a tot en met o voor ken nisgeving aangenomen. ANTWOORDEN OP DOOR RAADSLEDEN GESTELDE VRAGEN. VRAAG. De heer VAN DER WERFF vraagt of het college kennis heeft geno men van het verslag in "De Stem" van 17 april 1968, betreffende de algemene vergadering van de katholieke onderwijzersbond in het bis dom Breda. Is het het college daarbij opgevallen dat de intentie is uit gesproken verzoeken aan de gemeente in te dienen voor verhoging van de bijdrage ex artikel 101. Reden hiervoor zou zijn en hier citeert spreker de krant: "Waardoor dp schoolbesturen in staat zullen zijn sa men mede het centrum te gaan financieren". Met dit centrum wordt blijkens het persbericht bedoeld een op te richten diocesaan onderwijs centrum. Spreker vraagt of het college met hem van mening is dat in het alge meen en principieel - en derhalve ook in dit geval - het ongewenst is te achten, wanneer bedragen verstrekt voor bekostiging, of uit hoofde van subsidiëring, door de ontvangende instanties als subsidie aan der den worden aangewend. ANTWOORD. Voor het vaststellen van het bedrag per leerling g.l.o. worden inge volge het bepaalde in artikel 55bis der lager-onderwijswet 1920 als maatstaf genomen de kosten voor het openbaar gewoon lager onderwijs, zoals deze kosten in artikel 55 der wet zijn opgesomd. Op grond van de financiële gelijkstelling tussen het openbaar en bij zonder onderwijs hebben de besturen van het overeenkomstige bijzon der gewoon lager onderwijs aanspraak op een zelfde bedrag per leer ling als door de raad voor het openbaar gewoon lager onderwijs be schikbaar werd gesteld. Uitgangspunt is derhalve de kosten voor het openbaar gewoon lager on derwijs, bij wélke kosten uiteraard geen rekening mag worden gehouden met bijdragen aan een diocesaan onderwijscentrum voor het r. k. lager onderwijs. Een andere zaak is echter, dat het de schoolbesturen voor het bijzonder onderwijs wel vrijstaat om uit de hen toekomende exploitatiekosten vergoeding een bijdrage aan een dergelijk centrum te verstrekken. Bij de besteding van de exploitatiekostenvergoeding is aan de besturen een grote mate van vrijheid gelaten, mits de uitgaven kunnen worden gerekend

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 577