563
15 AUGUSTUS 1968
keken zou kunnen worden.
De heer VAN WERKHOOVEN moet namens de aanwezige leden
van de fractie mededelen dat zij ernstige bezwaren hebben tegen de
gewijzigde gemeenschappelijke regeling inzake de subsidiëring van
het Brabants Orkest en het Zuidelijk Toneel. In de eerste plaats zijn
er principiële bezwaren. In de toelichting zeggen burgemeester en
wethouders dat het geven van subsidie gedragen moet worden door de
gedachte dat de provincie en de vier grote Brabantse gemeenten deze
instellingen in stand dienen te houden. Hij is echter van mening, dat
deze Brabantse instellingen gesubsidieerd moeten worden door de pro
vincie.
Beide gezelschappen treden in vele Brabantse gemeenten op en daar
om vraagt hij zich af waarom nu alleen de grote steden moeten bij
dragen. Zijns inziens mag de gemeente alleen gelden uitgeven voor
deze passieve recreatie als zij haar stad betreft. Daar komt nog bij
dat de gezelschappen veel buiten de provincie optreden. Het Zuide
lijk Toneel zelfs veel meer buiten dan in de provincie. Indirect sub
sidieert men dus ook nog andere provincies. Spreker is van mening
dat dit nooit de bedoeling kan zijn.
Wat het culturele vlak betreft ligt hier naar zijn oordeel een taak bij
het rijk en de provincie. Voor de gemeente alleen voor culturele
voorstellingen in de stadsschouwburg.
Naar zijn mening zal subsidiëring per voorstelling veel reëler zijn,
ofschoon deze methode voor de stichtingen de nodige financiële ach
tergronden mist.
Uit het uitgebreide voorstel van burgemeester en wethouders blijkt dat
deze zaak de volledige en ernstige aandacht heeft gehad, die het ver
diende. Aan het einde van de toelichting moet hij tot de conclusie
komen dat er maar weinig veranderd is. Er is een verandering in de
vestigingssubsidies, die nog door de gemeenteraden van 's-Hertogen-
bosch en Eindhoven moeten worden aangenomen, een andere volgorde
van aftrekken hiervan en een verschuiving van de verdeelsleutel voor
de 4 steden van li%. Voor Breda geeft dit een verschil van 26.800, -
op een bedrag van 243.000, --.
Wat het Brabants Orkest betreft wil spreker vaststellen dat dit orkest
toch werkelijk een Brabantse zaak is en hij kan zich met het voorstel
van burgemeester en wethouders wat dit betreft verenigen. Wel is de
fractie verontrust over de grote achteruitgang van het bezoekersaan
tal in Breda, doch dit zal zeker de aandacht van burgemeester en
wethouders hebben.
Anders ligt het echter bij het Zuidelijk Toneel. Van het begin af zijn
er door de leiding beloften gedaan, waarvan men diende te weten dat
zij niet uitgevoerd konden worden. Vooral wat betreft de woonplaats
van de spelers. Het woord "zuidelijk" werd ook al heel gauw wegge-