58
18 JANUARI 1968
bereid is om waar mogelijk is constructieve zin aan een oplossing
voor deze kwestie bij te dragen. Het is hem ook bekend dat het het
college in overweging heeft gegeven om het voorstel alsnog niet aan
de raad aan te bieden.
Het spijt spreker, maar ook hij zal beslist geen goedkeuring kunnen geven
aan dit voorstel en hij hoopt vurig dat de raad zijn visie zal kunnen
delen, omdat hij hier beslist een gevaar ziet voor de industrievesti
ging in de naaste toekomst.
De heer VON SCHMID zegt dat het voor hem natuurlijk heel
moeilijk is een standpunt te bepalen, het is een moeilijke kwestie.
Hij heeft dan ook goed geluisterd naar de sprekers die aan het woord
zijn geweest.
Hij heeft twee tendensen gezien: aan de ene kant zegt men dat er
een gevaar is voor de industrievestiging in Breda als het voorstel
wordt aangenomen. Aan de andere kant heeft de heer van der Zwan
erop gewezen dat het schap op een gegeven moment ook rechten
zou gaan heffen. Er is echter ook gezegd dat het dan voor de hele
streek zal gaan gelden, hetgeen inhoudt dat dan natuurlijk de con
currentiepositie van Breda - althans binnen het West-Brabants gebied -
heel anders zal zijn als Breda het alleen doet. Dat is een punt wat
spreker straks - als er eventueel gestemd zal moeten worden - bij die
stemming mee zal moeten overwegen,
Er is nog een ander punt dat men realistisch zou kunnen noemen. Zelf
heeft spreker geen sympathie voor de ondernemingswijze, de produk-
tiewijze zoals men die nu noemt, maar die is er eenmaal. Op het
moment moet men van de realiteit uitgaan dat Breda wat werkgele
genheid betreft afhankelijk is van de industrievestigingen. Dat is ze
ker een heel belangrijk punt en daarom moet het in gevaar brengen
daarvan heel goed worden bekeken.
Dan is er nog de kwestie dat er in provinciale staten morgen over de
ze kwestie wordt gepraat.
Daarna is inderdaad meer bekend en komt dan meer tot uiting. Het
is erg jammer dat de raad nu net vergadert vóórdat provinciale sta
ten bezig zijn.
Wethouder BROEDERS wil zijn beantwoording beginnen met de op
merking van de heer Melzer, die op een bepaald moment zegt: "Je
moet niet te bang zijn".
De heer MELZER zegt dat dit voor het hele college geldt.
Wethouder BROEDERS is van mening, dat juist het komen met het
voorstel getuigt dat het college niet bang is. Er is echt niet gedacht
dat dit voorstel door de raad met gejuich ontvangen zou worden.
Er is door verschillende sprekers gezegd dat het wel bijzonder jammer
is dat het college nu met dit voorstel komt, terwijl morgen de pro
vinciale staten over die zaak gaan praten. Spreker meent dat hiero
ver in de raad een misvatting zou kunnen bestaan met betrekking tot
de Bredase afvoerleiding wordt morgen bepaald geen beslissing geno
men. Als die illusie bij de raad zou bestaan, dan zou spreker die nu