573
15 AUGUSTUS 1968
In verband met de opmerking van mevrouw Jager moet spreker me
dedelen dat de gymnastiekzaal er al lang was en dat daarna verbe
teringen in het gemeenschapshuis zijn aangebracht. Door het aan
brengen van een verbeterde gymnastiekvloer veronderstelde men dat
de geluidshinder verdwenen zou zijn. Na verloop van 1 of 2 jaren is
gebleken dat er toch nog geluidsmoeilijkheden waren en daarom
heeft men naar een oplossing gezocht en gevonden. Een technisch
bureau heeft dit onderzocht.
De heer WOESTENBERG noemt de opmerking van wethouder van
Bijnen niet steekhoudend. Met nadruk heeft hij gezegd dat er groe
peringen kunnen zijn die in de minderheid en minder draagkrachtig
zijn. Welke politieke kleur deze groeperingen hebben doet niets ter
zake, maar ze behoeven nog niet ordeverstorend te werken, zo zegt
spreker. Stel dat deze groeperingen de euvele moed zouden hebben bij de
gemeenteraad subsidie te vragen, dan staat bij voorbaat vast dat ze
geen subsidie krijgen en dat zij worden weggestemd.
Bovendien kan de exploitatie van een gemeenschapshuis zo geregeld
worden dat er geen winst wordt gemaakt. Wanneer spreker nu ver
neemt dat dit gemeenschapshuis voor 100% bezet is en men flinke
prijzen rekent, dan staat het voorhands vast dat dit gemeenschapshuis
zich zonder gemeentesubsidie kan bedruipen.
Daarom blijft hij tegen gemeentelijke financiële bijstand voor dit
gemeenschapshuis. Niet op grond van een of andere overtuiging,
doch omdat kleinere groeperingen, met name dus de financieel zwak
kere, niet de kans krijgen om in "de Zandberg" samen te komen.
De VOORZITTER wil gaarne zeggen dat men in Breda niet "de
euvele moed" hoeft te hebben om subsidie te vragen. Bovendien zou
hij willen zeggen dat men niet "op voorhand" wordt weggestemd.
Deze 2 dingen wil hij bijzonder graag rechtzetten.
Wethouder VAN BIJNEN heeft gemeend dat het alleen maar ging
om minder draagkrachtigen. Of het kleine of grotere groeperingen
zijn doet helemaal niets ter zake. Elk gemeenschapshuis heeft tot
taak om geen winst te maken, maar om rond te komen. Telkenjare
is op deze exploitatie-afrekening van de gemeenschapshuizen dan
ook toezicht door het gemeentebestuur, om te bepalen of zelfs de
kapitaallasten gesubsidieerd moeten worden.
De VOORZITTER vraagt of de heer Woestenberg wenst geacht te
worden te hebben tegengestemd.
De heer WOESTENBERG blijft bij zijn standpunt.
Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten, waarbij de
heer Woestenberg geacht wordt te hebben tegengestemd.