12 SEPTEMBER 1968 592 college met betrekking tot het gestelde in punt 2a. Ook niet ten op zichte van de wethouder die als adspirant-koper betrokken is bij de behandeling van de in dit agendapunt besproken grondverkoop. Spreker is echter van mening dat het goed is grondzaken, die mis schien in de grond van de zaak eenvoudig lijken, toch grondig te be handelen als het gaat over een affaire, waarbij een lid van het colle ge is betrokken. Het is daarom juist om, nu er enkele vraagpunten zijn, het hier in de openbare raadsvergadering te doen. De zaak waar het om gaat is, dat er twee brieven zijn binnengekomen, namelijk een brief van de heer van Walsum en een van de heer v, d. Peijl, die beiden spreken over de transactie, waarover de vorige keer in de raad is gesproken. De heer van Walsum heeft al op 21 juni 1963 belangstel ling voor een stuk grond gelegen naast zijn perceel getoond en deze bij de directie van openbare werken kenbaar gemaakt. Hij heeft toen vap. de directie antwoord gekregen dat mettertijd op zijn verzoek zou vyórden teruggekomen, In mei 1964 is er andermaal gecorrespondeerd. /Er is hem toen gezegd, dat het te koop gevraagd perceel grond volgens het uitbreidingsplan Wolfslaar de bestemming bijzondere bebouwing had en er werd bij verteld dat die bestemming gehandhaafd diende te blijven. Nu is de heer van Walsum gebleken dat er in 1968 een koper voor die grond is, dat het in de raad is behandeld en dat in principe besloten is de grond af te staan. Hierover heeft hij zijn verwondering te kennen gegeven en ook zijn bezwaren daarover geuit. Nu is spre kers vraag of die bestemming veranderd is, zodat het mogelijk werd die grond te verkopen? Als dat mogelijk is - en hij neemt aan dat het ook zo is - dan heeft hij toch wel bezwaar. Als immers iemand te kennen geeft een bepaald stuk grond te willen kopen en hij krijgt daarop een gemotiveerde afwijzing, dan acht spreker het juist dat als de situatie verandert, men de betrokkene van deze verandering in kennis stelt, waardoor onaangename zaken - hier voor de heer van Walsum - kun nen worden voorkomen. Vraag is dan ook of de heer van Walsum niet in kennis is gesteld en indien dit niet zo is, is het dan niet mogelijk om ter voorkoming van soortgelijke gevallen bij de dienst van open bare werken een signaleringssysteem op te bouwen, waardoor het mo gelijk is belanghebbende - zoals in het onderhavige geval - tijdig in kennis te stellen. De heer MELZER merkt op dat zijn fractie voldoende vertrouwen in burgemeester en wethouders heeft om dit stuk ter afdoening in hun handen te stellen. Hij wil bovendien stellen dat het stuk grond waar de interesse van de heer van Walsum naar uitgaat beslist niet het stuk grond is waarvoor de heer Gielen heeft geopteerd. Het is naar sprekers mening belang rijk om dit in het openbaar te stellen. Vervolgens wil hij het college wel verzoeken om, wanneer de bestem ming van de grond die destijds van de heer van Walsum is aangekocht wordt teruggedraaid naar grond bestemd voor woningen en tuinen, de heer van Walsum de reële mogelijkheid te geven te onderhandelen over terugaankoop van dit stuk grond. De VOORZITTER zegt dat in 1958/1959 door betrokkene een stuk grond verkocht is. Toen is er een uitbreidingsplan geprojecteerd en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 618