12 SEPTEMBER 1968
598
De raad besluit de heer Wierckx tot nieuw lid te benoemen.
9. BENOEMING VAN LEDEN EN PLAATSVERVANGENDE LEDEN VAN
DE COMMISSIE VAN OVERLEG.
Tot leden worden benoemd de heren L. A.M. van Banning, A.B. Kra
mer, J.H.M. Quadekker en A. Spanjer.
Tot plaatsvervangende leden worden benoemd de heren A.M. de Gij-
sel, A. Kroon, A.M.H.W. van de Meerendonk en F.C.M. Wierckx.
10. OPHEFFING ONBEWOONBAARVERKLARING PAND ZANDBERGWEG
148.
11. WIJZIGING BEGROTING 1968 VAN DE ALGEMENE DIENST.
Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten.
12. BEËINDIGING OVEREENKOMST MET DE N.V. VEECENTRALE.
De heer VAN DER ZWAN zegt zich na lezing van het stuk te heb
ben afgevraagd waarom de overeenkomst met de N.V. Veecentrale
niet veel eerder is opgezegd. Het voordeel van opzeggen is zo evident,
dat er een bepaalde reden voor moet zijn waarom deze overeenkomst
niet een aantal jaren eerder is opgezegd.
De heer VAN DER WERFF heeft toevallig vanmiddag in de krant ge
lezen dat de gemeentelijke grenzen mogelijkerwijze zouden gaan uit
gebreid worden. Op het ogenblik heeft Breda een zeer enge gemeente
grens, waarbij komt dat er door het urbanisatieproces weinig vee aan
sterfte onderhevig kan zijn. Als nu de gegevens van het plaatselijk
blad waarheid bevatten zou het agrarisch areaal van Breda plotseling
sterk uit gaan breiden.
Als gevolg daarvan zouden de kosten - die op pagina 2 ietwat achte
loos "enige kosten" worden genoemd - toch wel vrij aanzienlijk kun
nen gaan stijgen.
De heer VAN CAULIL zegt in de vergadering van de afdeling voor
het slachthuis reeds kans te hebben gehad zijn mening over dit voor
stel te zeggen, maar hij wil op hetgeen de vorige spreker zei, wel
even ingaan. Deze overeenkomst gold niet alleen Breda, maar is ook
met de kringgemeenten gesloten. De andere in de kring gelegen ge
meenten hebben zich ook akkoord verklaard met de opzegging. De
zaak ligt precies anders dan de vorige spreker zich voorstelde. De
raad neemt hier een besluit met instemming van de randgemeenten.
Wethouder GIELEN zegt naar aanleiding van de vraag van de heer
van der Zwan waarom niet vroeger een einde aan de voorcentralisatie
is gemaakt, dat dit zaken zijn die groeien. Datgene wat in het verle
den nuttig en algemeen aanvaardbaar werd geacht is langzamerhand
gegroeid naar een situatie die eigenlijk niet meer aanvaard kan wor
den. Met de groei van de veestapel is natuurlijk ook het aantal kada
vers toegenomen. Vroeger huldigde men het standpunt dat het verstan-