605 12 SEPTEMBER 1968 voor een bepaald te bouwen zaak, een muur etc. een inschrijving werd gehouden. Het bedrag van 9. 000, -- dat hij hier ziet is nogal aan de hoge kant. Hij vraagt zich alleen af of hier sprake is van inschrijving tot dit be drag; hij gelooft dat het voor de gemeente voordeliger zou zijn uitge vallen. Gebeurt het inderdaad - zoals te doen gebruikelijk - dan zal waarschijnlijk tot minder forse bedragen worden gekomen. Wethouder VERMEULEN heeft van de heer Quadekker begrepen dat de heer van Eyk in volledig overleg met de gemeente op deze basis tot een vergelijk is gekomen. De opsomming van alle door de heer Quadekker gememoreerde schaden zijn daarmede tevens buiten de orde gekomen, omdat men elkaar op dit voorstel heeft gevonden. De opmerking van de heer Woestenberg kan spreker wel begrijpen, maar hij dacht niet dat het te doen gebruikelijk was dit soort werken te gaan aanbesteden. Voor de bouwwereld is dit bedrag van 9. 000, -- toch niet een bijzonder hoog bedrag. In het voorstel zelf ziet men ook niet dat het college vraagt om onderhands te mogen aanbesteden, wat andeft wel zou moeten gebeuren, omdat de raad uiteindelijk be slist of er wel of niet aanbesteed wordt. Aan de hand van het stuk betekent het in feite dat de dienst van open bare werken daarvoor een bekwaam onderhouds-aannemer zal aanwij zen. Het is dus geen aanbesteding, het zal waarschijnlijk per opdracht zijn als onderhoudswerk aan een of ander bouwbedrijf. Met de heer Woestenberg is spreker het eens dat als een bouwwerk een wat grotere omvang heeft, aanbesteed moet worden. Dan gebeurt het echter ook altijd en dan wordt dat ook altijd aan de raad voorgesteld, die daarover moet beslissen. De heer QUADEKKER zegt dat hoewel de door hem opgesomde kosten buiten de orde waren, zijn verzoek wat daaraan was verbonden toch zeker niet. Zij opsomming gaf hij ter illustratie hiervan. De heer van Eijk wil graag de tegemoetkoming van de gemeente heb ben dat de gemeente zeer snel zal werken. Spreker heeft hierop echter nog geen antwoord gekregen. De heer WOESTENBERG heeft alleen maar willen zeggen dat het bedrag op zich niet groot is, maar dat het potentieel te hoog kan lig gen. Wethouder VERMEULEN zegt dat de heer Quadekker op zijn vraag - maar die was ook zo verpakt dat hij er bijna niet uitkwam - geen ant woord heeft gekregen. Spreker wil hem wel toezeggen dat het college uiteraard de grootst mogelijke spoed zal betrachten om dit werk te gaan uitvoeren. Het ligt voor dë hand dat het voor de winter gebeurd moet zijn, wil het het effect hebben voor hetgeen de raad nu besluit. Op hetgeen de heer Woestenberg in tweede instantie heeft opgemerkt kan spreker echt niet meer zeggen dan hij in eerste instantie heeft ge antwoord. Gegeven de haast en het bijzonder karakter van het werk gelooft hij dat het verstandig is in dit concrete geval niet te gaan aan besteden, maar een bona-fide zaak opdracht te geven. Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 631