63 18 JANUARI 1968 het ingediende voorstel de duidelijkheid gediend. Wethouder VERMEULEN zegt dat de heer van Banning het door hem gesprokene uit 1962 heeft aangehaald, maar dit waarschijnlijk niet heeft gedaan tegen de achtergrond van de toen aan de orde zijn de problemen. Vandaag de dag onderschrijft spreker nog helemaal wat hij toen heeft gezegd. Er blijkt alleen maar uit dat het college al in 1962 voorzag welke gevaren er gingen komen wanneer deze rioolaf- voer eenmaal klaar zou zijn en er niet voor zou zijn gezorgd dat voor het runnen hiervan een groter lichaam dan de plaatselijke gemeen schap zou zijn. Breda heeft zelfstandig besloten deze afvoerleiding naar de Moerdijk te gaan leggen. In 1962 heeft het college gezegd - het was dus 1962 en geen 1967 of 1968 - dat er voor de verdeling van de lasten een schap zou moeten komen, want deze gingen de kracht van Breda ver te boven, hetgeen betekent dat als het er niet komt, de Bredase industrie in feite in een volkomen ongelijkwaardige positie komt te zitten. Als de heer van Banning spreker citeert om daar eigenlijk mee aan te tonen dat het college van mening is veranderd, dan ontkent hij dat. Het college staat nog op hetzelfde standpunt, het nieuwe is alleen maar dat niet werd gedacht dat het bij de provincie zo lang zou duren tot er een bestuurlijk lichaam was. In die zes jaar had men toch mogen hopen dat het er langzamerhand zou zijn. Nu is er de concrete situa tie dat de leiding in gebruik wordt genomen en kan het college zich niet onttrekken aan de feiten en moet het de kosten van exploitatie op enigerlei wijze gaan incasseren. Spreker benadrukt dat men uit het citaat van 1962 geen tegenstelling mag distilleren met het huidige standpunt van het college. De heer VAN LOON meent dat de hele kwestie draait om het be drag van de overname, welke te zijner tijd zal plaatsvinden. De wet houder veronderstelt dat er onderhandelingen gevoerd zullen moeten worden en dat mogelijk de overdrachtsprijs wel eens lager zou kunnen zijn dan de boekwaarde en dat er dan juist grote budgettaire conse quenties aan zouden zijn' verbonden. Spreker meent echter duidelijk te hebben gesteld dat Breda in 1958 inderdaad op eigen initiatief met de aanleg van deze leiding is be gonnen. De kosten daarvan zijn zo laag geweest dat rustig de rente kan worden bijgeschreven, omdat in de achterliggende periode - en ook in de toekomstige - de kostenstijging of het kostenpeil waarschijn lijk veel sneller zal stijgen dan de rentebijschrijving. Bovendien meent hij dat Breda voor het al zoveel jaren durende werk een premie voor het initiatief heeft verdiend. Spreker zegt nog steeds niet te kunnen inzien waarom de onderhandelingen moeilijk zouden zijn. Uit het rapport van de heer Kortmann heeft hij reeds het geraamde bedrag van 51.000.000,geciteerd. Als Breda nu begint met een vrij belangrijk deel van de investerings- lasten voor haar rekening te nemen dan kan hij niet inzien waarom in stelling van een schap spoedig zou volgen. Hij meent dat als de raad weigert, deze lasten op zich te nemen, er anderzijds juist misschien wel reden zal bestaan om het zuiveringsschap zo spoedig mogelijk in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 63