12 SEPTEMBER 1968 616 en dat daar dus - ongeacht de persoon burgemeester - ook functioneel dus wel een veilige situatie wordt geschapen. Bovendien wil spreker er nog op attenderen dat het centraal overleg het door de heer Barij geuite bezwaar helemaal niet heeft gemaakt in het aanbevolen ont werp. Hierin is de in de ontwerpregeling neergelegde visie ook te vinden. Het is misschien geen sluitend argument, maar hij wil het alleen maar aanvoeren ter ondersteuning van wat is overgenomen uit het ontwerp van het centraal overleg. Daarnaast wil hij erop attende ren dat het nog niet is voorgekomen dat de organisaties tegen deze modus vivendi bezwaar hebben gemaakt. Dit is ook weer een vinger wijzing te achten naar de hieraanbevolen wijze. De eigen positie van de ambtenaar in het Nederlandse bestel is bekend. Men is binnen het gemeentelijk verband toch wel van oordeel dat het niet verstandig is om zaken die de rechtspositionele situatie van ambtenaren regarderen buiten de kring van het gemeentebestuur zelf op onderdelen tot rege ling te doen brengen. Spreker meent dat daarom aan de aanbevolen wijze moet worden vastgehouden. Inschakeling van de kantonrechter is uiteraard, materieel gezien, mogelijk. Het college vindt het niet verkieselijk. Inschakeling van de Maatschappij tot bevordering van de Geneeskunst lijkt zeer te ontraden, de kantonrechter zou nog kun nen maar het college is van mening dat men de Maatschappij tot be vordering van de Geneeskunst in ieder geval nooit moet inschakelen. Wat betreft de opmerkingen van de heer Woestenberg meent spreker dat die een beetje met elkaar in strijd zijn. Bij de eerste opmerking zegt hij het normaal te vinden dat een ambtenaar - zoals in het par ticulier bedrijf is geregeld - zich vóór 10 uur ziek meldt. In de twee de opmerking zegt hij het niet eerlijk te vinden, men heeft na acht tien maanden ziek zijn recht op 100%. Dit is niet waar, er bestaat geen recht op 100%; de heer Woestenberg zou dan ook naar het parti culier bedrijf moeten verwijzen, waar men zelfs als regel vanaf de eerste dag 80% heeft en waar in uitzonderingsgevallen een 100% re geling van toepassing is. Spreker meent dat deze beide bepalingen volkomen in de lijn liggen van de regel; de eerste voor zover het de regeling van de ambtenaren betreft; de tweede ook gezien tegen de achtergrond van wat in het bedrijfslevem gebruikelijk is te doen. De heer BARIJ merkt op dat de wethouder heeft gezegd dat er geen geschil is tussen de ambtenaar en de gemeente. Dat is hij bepaald niet met heriTeens, want als men artikel 62 leest dan ziet men dat de ambtenaar doereenhoorburgemeester en wethouders aangewezen arts kan worden ondefzocht. Dat betekent dus dat wanneer dit college van oordeel is dat er enige reden is om een nader onderzoek in te stellen (niet op het advies van de behandelende geneesheer af te gaan) een andere arts wordt ingeschakeld. Dan is er echt wel een conflictsitu atie tussen de gemeente en de ambtenaar. Dat de burgemeester boven de partijen hoort te zijn heeft spreker al gezegd en hij twijfelt daar natuurlijk geen ogenblik aan. Men moet het echter bekijken vanuit het standpunt van de man die in de conflictsituatie zit en voor hem zal het vaak moeilijk zijn om te begrijpen dat de burgemeester inder daad boven de partijen staat. Wanneer de organisaties van ambtenaren het echter een bevredigende regeling vinden dan vindt spreker het hem niet passen daar verder te-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 642