64 18 JANUARI 1968 te stellen. De wethouder heeft gezegd dat koppeling van het afvoerrecht aan het particuliere waterverbruik allerlei moeilijkheden geeft, omdat het watertarief onder een ander regime valt en dat voor verhoging van het tarief toestemming nodig is van de minister van economische za ken. Het feit echter dat het onder een ander regime valt tast spreker's uitgangspunt niet aan. Degene die het water vervuilt moet zijns in ziens daarvan de lasten dragen. Het is nu eenmaal zo dat het opleg gen van een last in de vorm van een belasting wel met moeilijkheden gepaard gaat. Hij meent echter dat het terugdringen van een last of van een belasting, waarschijnlijk nog veel moeilijker zal zijn. Als de Bredase bevolking eenmaal door middel van het heffen van een rioolrecht deze lasten is opgelegd en straks het zuiveringsschap nieu we lasten gaat opleggen, dan zal dit betekenen dat Breda haar hef fing moet laten vervallen. In de mededeling vooraf van de wethou der is gezegd dat met het B.I.C. is afgesproken dat het niveau van de heffingen van het waterschap de Dommel zal worden gehanteerd. Als de kosten in Breda hoger worden dan zal op de een of andere ma nier getracht moeten worden de nodige middelen daarvoor te vinden. Spreker vermag nog steeds niet in te zien waarom als de rentelast wordt bijgeschreven de onderhandelingen moeilijk zouden zijn. Hij voorziet veel meer, dat als vandaag wordt besloten de belasting op te leggen, er van de andere zijde weinig behoefte en animo zal zijn om er in de kortst mogelijke tijd voor te zorgen dat er een schap komt. De heer VAN DER ZWAN meent dat de termijnen bij de zaak een heel belangrijke rol spelen. Wethouder Broeders is begonnen met te schilderen hoe moeizaam en langdurig een en ander zou zijn. Spre ker betreurt het dat de wethouder geen termijnen heeft genoemd. Is het 1 jaar, 3 jaar of 5 jaar voordat het op gang komt? Dit is na tuurlijk belangrijk. Zou deze zaak binnen één jaar zijn beslag krij gen dan is spreker het met de heer van Loon eens en moet er gezegd worden dat ermee wordt gestopt en maar wordt afgewacht wat er ver der gaat gebeuren. Maar wordt dit een jaar of drie, vier, dan gelooft hij dat als de rente bij blijft geschreven en niet wordt afgeschreven op de installaties, dat dat zou betekenen dat, althans het eerste jaar, 841.000, -- bijgeschreven zou moeten worden en dat is dan rente op rente. Toch meent spreker dat zo'n schap niet bereid zal zijn om deze rioolwaterafvoerleiding van de gemeente Breda tegen de boek waarde over te nemen. En nu kan de heer van Loon wel stellen dat in een gunstige tijd is begonnen en dat de prijzen nu veel hoger zijn, er mag in eerste instantie gevraagd worden wat heeft deze zaak ge kost en wat het heeft gekost wordt betaald. Juist het psychologische effect van deze maatregel moet bij het totstandkomen van zo'n schap niet onderschat worden. Breda wil met dit voorstel noodgedwongen beginnen met alvast een heffing op te leggen. Dat is ergens al een soort aanzet en als Breda dat laat slingeren, als zij er niets aan doet, dan is het uiteindelijk niet het schap, maar de gemeente Breda, die ervoor opdraait en met een eventueel nadelig saldo blijft zitten. Er zijn alle mogelijke veronderstellingen gemaakt. De heer van Loon

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 64