67
18 JANUARI 1968
in zijn andere functie als statenlid antwoord te hebben gekregen. Waar
schijnlijk ligt het daarbij ook dat het college van gedeputeerde staten
van mening is dat de rente van geïnvesteerd kapitaal bij de lasten kan
worden getrokken. Momenteel zou naar een formule kunnen worden
gezocht en wellicht is de juiste te vinden. Dan kan misschien een aan
tal van de problemen die zo juist zijn gesteld, worden opgelost en on
der andere de heer van der Zwan ietwat worden gerustgesteld.
De heer VON SCHMID is het duidelijk geworden dat het college
noodgedwongen tot dit voorstel is gekomen en dat het geen kwestie is
van principe of wat dan ook. Verder is het zo dat is gezegd dat als
die lasten niet geregeld worden, de industrie ook in een onzekere po
sitie verkeert, hetgeen remmend zou kunnen werken. Dan is er verder
over de termijnen gesproken. Als spreker het goed beluisterd heeft,
heeft de heer van der Zwan gezegd dat als het binnen één jaar voor
elkaar komt, zou kunnen worden gestopt, als het langer was niet. De
kwestie van deze termijnen is voor spreker ter bepaling van zijn stem,
belangrijk.
Wethouder BROEDERS zegt niet te kunnen zeggen binnen welke
termijn de zaak geregeld kan zijn; naar zijn mening kan het zeker
geen korte termijn zijn.
Zeker omdat, zoals reeds is gezegd, morgen pas een beginsel-uitspraak
wordt verkregen.
Spreker hoopt dat het duidelijk uitvalt. De meest optimistische opstel
ling is dat morgen met betrekking tot het zuiveringsschap iets posi
tiefs uit de bus komt, maar er moet rekening mee gehouden worden
dat, als een andere weg wordt gekozen, er pas over jaren en jaren
over wordt gepraat. Als er een zuiveringsschap komt, zullen de pro
blemen zoals de bestuursformatie, het reglement (waarvan de ge
meente eisen stelt)administratieve en technische bemanning, de
overdracht van de leiding en de op te leggen heffing niet bepaald een
korte tijd in beslag nemen. Hoe lang is op dit moment niet te zeggen,
er is niets van bekend.
De heer VAN DER ZWAN vraagt wat de wethouder in een jaar schat.
Wethouder BROEDERS zegt geen schatting te durven maken.
Wethouder VERMEULEN merkt op, dat Breda er in 1962 over is be
gonnen en nu is het 1968.'
De heer VAN DER ZWAN neemt aan dat toen het voorstel aan de
orde kwam, het college zich met name over de termijnen heeft be
raden. Naar zijn mening wordt over het zuiveringsschap al een aan
tal weken gesproken. Hij neemt aan dat als niet verwacht was dat de
zaak binnen één jaar geregeld zou zijn, het college niet gauw met
dit voorstel was gekomen.
Wethouder BROEDERS zegt dat dat in elk geval niet het geval is.