17 OKTOBER 1968
661
Verder vraagt zij of in deze huizen ook bijzondere aandacht wordt
besteed aan gehandicapte huisvrouwen in deze zin, dat kasten,
planken en dergelijke op reikhoogte zijn. Tot slot vraagt zij of aan
de bovenwoning een balkon kan komen, omdat een tuin ontbreekt.
Wethouder VERMEULEN gelooft, dat er een misverstand in de
discussie dreigt te komen in deze zin, dat het zeker niet in de be
doeling ligt gehandicapten op een bovenwoning te huisvesten. Hier
mede zegt spreker is de vraag naar het balkon wel uit de wereld.
Aan het adres van de heer van Banning zegt spreker, dat het wel de
bedoeling van het college is om ook in andere bouwplannen wonin
gen voor gehandicapten op te nemen, doch dat nog niet te overzien
is hoe groot de behoefte aan dergelijke woningen is. Voor de vier
woningen, die nu in aanbouw zijn, zijn eigenlijk nog geen vier ge
gadigden bekend. Hij maakt zich daar persoonlijk niet zo ongerust
over, want over het algemeen gelooft hij dat een aantal van derge
lijke woningen kan worden gebouwd, zonder dat men vooraf weet
of er wel kandidaten voor zijn, omdat slechts aan een geringe be
hoefte wordt tegemoetgekomen.
De VOORZITTER voegt hieraan nog toe, dat ook in bestaande
woningen via de geëigende kanalen ombouwvoorzieningen worden
getroffen. Hiervan zijn zelfs vrij ingrijpende voorbeelden aanwezig.
Wethouder VERMEULEN voegt hieraan nog toe, dat er ook ge
dacht is aan het geschiktmaken van garages voor deze doeleinden,
doch dat de kosten daarvan belangrijk hoger uitkomen, dan wanneer
de voorzieningen in een bouwplan worden meegenomen.
De heer VAN DE MEERENDONK zegt al begrepen te hebben.dat
de benedenwoningen alleen voor gehandicapten zijn, doch in dat
verband vraagt hij zich af waarom de bovenwoningen duurder zijn
dan de eengezinswoningen.
Mevrouw DE BONTE vraagt in de bovenwoningen geen grote ge
zinnen te huisvesten, omdat de beneden wonende gehandicapte veel
meer aan huis gebonden is dan een ander en omdat die ook niet zo
gemakkelijk meer verhuist.
De heer KROON zegt, dat hoewel zijnerzijds geen waarderende
woorden gesproken zijn, daaruit niet mag worden afgeleid, dat zijn
fractie niet con amore achter het voorstel zou staan.
De heer MELZER voegt hieraan nog toe, dat wie zwijgt stemt
toe hier van toepassing is.
Wethouder VERMEULEN antwoordt op de vraag van de heer van
de Meerendonk, dat naar zijn weten bij de verdeling van de huren
de kosten evenredig aan de beneden- en de bovenwoning worden
toegerekend. Als dan de huur hoger uitvalt moet hij daaruit opma
ken, dat de bovenwoning wel een grotere capaciteit zal hebben dan