17 OKTOBER 1968
665
werp van gesprek zal zijn tussen het gemeentebestuur en het instel
lingsbestuur, dat het rijk zich zal conformeren aan datgene wat ter
plaatse tussen partijen geregeld wordt. Dit laatste is ten departemente
nagegaan en bevestigd. Verder houden de overeengekomen regels in,
dat de begroting jaarlijks goedgekeurd moet worden, zodat de instel
ling kan werken aan de hand van een goedgekeurde begroting en bin
nen de posten, die daarin vermeld zijn. Dit heeft geen moeilijkheden
opgeleverd. Voor de instelling is het een nog ietwat onwennige methode,
omdat men die in het verleden niet heeft behoeven te volgen. Als de
voorwaarden niet duidelijk zijn omschreven heeft de heer van Gastel
en hij is daarin bijgevallen door mevrouw de Bonte, een aantal vragen.
Op de eerste plaats of de instelling vrij is voor wat het personeelsbe
stand betreft. Jaarlijks zegt spreker zal met het bestuur een beleids
matig gesprek plaatsvinden, waarbij van beide zijden die onderwer
pen aan de orde zullen worden gesteld, die betrekking hebben op zo
wel de kwantiteit als de kwaliteit van het werk. Hij gelooft dat dit
geheel aansluit bij wat men tegenwoordig een goede communicatie
tussen overheid en particulier initiatief pleegt te noemen. Dit is een
methode, die niet alleen in de sociale sector wordt toegepast en
daarbij niet op moeilijkheden stuit maar hogelijk gewaardeerd wordt,
maar die door het particulier initiatief wordt getypeerd als onmisbaar
voor een goede gang van zaken. In deze constructieve zin zijn de
afspraken met de gezinsverzorgingsinstellingen gemaakt.
Dan is er door de heer van Gastel een wat pikante vraag gesteld en
daarin wordt hij weer gesteund door mevrouw de Bonte, namelijk of
de instellingen naar eigen inzicht over het gevormd vermogen kunnen
beschikken. Het is duidelijk, zegt spreker, dat het niet zo eenvoudig
is om op dit punt met elkaar tot overeenstemming te komen. Aan de
instelling is duidelijk voorgehouden welke herkomst aan dat vermo
gen ten grondslag ligt. Enerzijds is dit afkomstig van de subsidiebron
van de algemene bijstandswet en anderzijds van de retributies.
Spreker zegt zich te kunnen indenken, dat de retributies niet verhoogd
waren, omdat dat niet in de weg zou hebben gestaan aan het gekweek
te overschot. Desalniettemin is dit wel gebeurd. De reserve, die bij
de katholieke gezinszorg is gevormd zal eind 1968 iets meer dan twee
ton bedragen en als men dit per jaar analyseert komt dat neer op 3
van de jaaromzet. Een begroting, die in zijn eindafrekening met 3%
van de jaaromzet afwijkt vindt spreker nog een goede begroting. Wel
moet men zich te eniger tijd bezinnen op de vraag, wat er met het
gevormde reserve moet gebeuren. Het gemeentebestuur heeft gesteld
dat het om twee redenen niet akkoord kon gaan met het door de in
stelling naar eigen inzicht beschikkeh over het vermogen. De eerste
reden is, dat het vermogen voor meer dan 70% afkomstig is uit de fi
nanciering via de algemene bijstandswet en de tweede reden is, dat
het bepaald onaanvaardbaar moet worden geacht, dat de reserve zou
kunnen worden aangewend voor het treffen van maatregelen, die het
beleid van het gemeentebestuur doorkruisen, terwijl toch het tekort
voor de volle 100% door de overheid wordt gedekt. Van de zijde van
de katholieke gezinszorg is gesteld, dat men het jammer vond maar
ook dat men er begrip voor kon hebben en het is derhalve ook overeen-