17 OKTOBER 1968
667
Spreker zegt hierover graag een duidelijke uitspraak te hebben omdat
hij het zou betreuren als hierover misverstand zou blijven bestaan.
De heer VAN GASTEL zegt in grote lijnen te kunnen instemmen
met het antwoord dat door de wethouder is gegeven. Hij onderschrijft
hetgeen de heer van Loon gezegd heeft en hij vraagt bijzondere aan
dacht voor de bijdragen van bedrijven. Hij meent namelijk te weten
dat voor de algemene bijstandswet in werking trad vrij grote bedra
gen van de zijde van het bedrijfsleven binnenkwamen als inbreng voor
de gezinszorg,- omdat het voor het bedrijfsleven van groot belang is,
dat de gezinszorg hulp verleent. Het is namelijk dikwijls zo dat, als
de vrouw in een gezin ziek is of om andere reden uitvalt, de man
thuis moet blijven, als de gezinszorginstelling niet zou bijspringen.
Dat kost het bedrijf produktie en arbeidsuren en daarom is het voor
het bedrijfsleven van groot belang. Toen de algemene bijstandswet
in werking was groeide langzamerhand bij het bedrijfsleven de ten
dens om zich van het verlenen van bijstand terug te trekken, omdat
de overheid toch betaalt. Hij gelooft, dat als de instellingen zich in
de nieuwe situatie opnieuw tot de werkgevers wenden en hun duide
lijk maken hoe groot de belangen voor het bedrijfsleven zijn, demo
gelijkheid niet uitgesloten moet worden geacht, dat hier een bron
van inkomsten ontstaat, die groter is dan tot nu toe het geval is. Hij
beveelt daarom deze aangelegenheid bij de onderhandelingen met de
gezinszorg aan, omdat door de bijdragen van het bedrijfsleven het
ongedekt tekort zou verminderen en daardoor vrije gelden zouden
kunnen worden aangewend voor andere doeleinden.
Wethouder VAN BOXTEL valt de heer van Gastel graag bij wan
neer deze stelt, dat onder het systeem, waarbij de subsidiëring is los
gekoppeld van de algemene bijstandswet, het denkbaar is, dat er wat
meer animo bij de werkgevers kan groeien met betrekking tot hetgeen
ze bijdragen. Desondanks acht hij het discutabel of dergelijke bijdra
gen nog in deze tijd passen. Hij wil de heer van Gastel op een onjuist
heid in zijn redenering wijzen. De vaststelling van de retributie in
hetinieuwe systeem is, zoals de heer van Gastel gezien zal hebben,
afhankelijk van de draagkrachttabel. Dit betekent in het nieuwe sys
teem dat, indien de werkgever opnieuw zou besluiten zijn bijdrage
te geven, dan wel zijn bijdrage te vergroten, dit profijt direct toe
komt aan het betreffende gezin en niet tekortverminderend werkt. De
draagkrachttabel zegt namelijk dit is Uw inkomen en overeenkomstig
de tabel hebt U die bijdrage te betalen, onafhankelijk van de vraag
of de werkgever een bijdrage verleent» De vraag of de werkgever al
dan niet bijdraagt, heeft in het verleden geen invloed gehad en zal
in de toekomst geen invloed hebben op het antwoord op de vraag om
hulpverlening.
Ten antwoord op hetgeen de heer van Loon gezegd heeft, zegt spre
ker, dat hij daar wel wat van staat te kijken. Het kan aan geen twij
fel onderhevig zijn en hij stelt er prijs op dit namens het college in
het openbaar te zeggen, dat dit punt onderwerp van discussie is ge
weest vooraf en niet achteraf.