17 OKTOBER 1968 673 talloze gelegenheden zijn, dat ook door de raad kan worden gerea geerd, Er zijn zeker nog 3 4 gelegenheden, die aangegrepen kunnen worden door de raad en dat moet zelfs volgens de wet. Er zal waar schijnlijk straks voor de raad nog de gelegenheid bestaan in Den Haag ook iets te zeggen. Over de ruimtelijke nood hebben alle sprekers iets gezegd. Spreker zegt, dat naar zijn mening de functie van Breda heel duide lijk gericht is op het noorden in relatie tot de Zekluza. Voor wat de woningbouw betreft was er een capaciteit op 1 februari 1968 van 7600 woningen. Door het gereed komen van de in aanbouw zijnde woningen zal die capaciteit per 1 januari 1969 ongeveer 4700 woningen bedragen. Als men ervan uitgaat, dat er een produktie van 1200 woningen per jaar moet zijn wil Breda ook regionaal zijn woonfunctie kunnen gaan ver vullen, dan komt het erop neer, dat de woningbouw nog een jaar of 3 14 vooruit kan. Als men nagaat wat er voor vrije uitgifte aan grond beschikbaar is, dan komt men tot angstwekkende cijfers. Voor de laag bouw is nog een oppervlakte voor 190 woningen beschikbaar en voor de hoogbouw voor 180 woningen. Dat is voor een stad als Breda geen vooruitzicht te meer niet als men plannen wil maken waar men iets aan heeft en met de voorbereiding waarvan lange perioden gemoeid zijn. Dit is geen kwestie van 2 of 3 jaar, maar mén moet denken in de orde van grootte van 6 tot 7 jaar. In dit licht bezien is de ruimte nood van Breda duidelijk aangetoond. Er mag bepaald geen twijfel over bestaan, dat de continuïteit in de woningbouw in deze situatie beslist niet gewaarborgd is. De heer van der Zwan heeft zich nog afgevraagd of er niet aan uit breiding van de gemeente in een andere richting is gedacht. Daar zal wel over gedacht zijn zegt spreker, maar dat plan is ons niet voorge legd. We hebben nu te maken met het plan zoals dat door gedeputeer de staten is voorgelegd en waarvan het college meent, dat het aan vaardbaar is. De heer Kroon heeft nog een zijdelingse opmerking gemaakt over de samenwerking tussen de gemeenten, waarmee we tot nu toe in het in tergemeentelijk overleg gesproken hebben. Er is in het stuk een op merking gemaakt, zegt spreker, die erop neerkomt en daarover wil hij geen twijfel laten bestaan bij de buurgemeenten, dat we duide lijk willen zeggen wat we willen. Dit standpunt wil het college dui delijk maken aan de randgemeenten, die bij het intergemeentelijk overleg betrokken waren om daaruit mogelijk passende consequenties te trekken. Het is duidelijk, dat, indien op het bestuurlijk vlak een grote controverse ontstaat, in een ander vlak de resultaten wat mini maal zullen zijn. Het college stelt vooral het bilateraal overleg met de gemeente Prinsenbeek en met name over de Haagse Beemden op hoge prijs. Het college doet alle mogelijke moeite om dat overleg op korte termijn weer te voeren. Aan het adres van de heer Kroon zegt spreker nog, dat het de bedoeling is, dat direct na deze bijeenkomst de betrokken gemeenten met het standpunt van de raad op de hoogte zullen worden gebracht. Over de verlangens van de inwoners van de andere gemeenten zijn

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 699