6 18 JANUARI 1968 Bericht van verhindering is binnengekomen van; mevrouw Th. M. M. de Bonte-de Munnik en de heren E.F. Bayens en A.P.Jacobs. Hierna wordt overgegaan tot behandeling van de Agenda. 1. BEËDIGING VAN DE HEER F.C.M.WIERCKX. De heer Wierckx legt in handen van de voorzitter de voorgeschre ven eden af. De voorzitter wenst hem met zijn benoeming geluk. DE VOORZITTER zegt hierna het volgende: "Dames en heren, leden van de gemeenteraad. De eerste vergadering van de raad in het jaar 1968 begin ik met U een voorspoedig Nieuwjaar toe te wensen voor U zelf en Uw gezin nen en voor Uw werk, zowel in als buiten het stadhuis. Deze wens geldt eveneens onze ambtenaren die - zonder dat zij be stuurders heten - toch wezenlijk deel uitmaken v5n het bestuur. Ook de vertegenwoordigers van de pers, zonder wier belangstelling en kritiek de openbaarheid van de democratie een dode letter zou zijn. Bij de nieuwjaarsrede spreekt de burgemeester als hoofd van de ge meente, doch zijn mededelingen en opvattingen komen bij deze en dergelijke gelegenheden voort uit zijn persoonlijke visie. Is het dan van weinig belang wat de burgemeester zegt? Naar ik hoop is dat niet het geval. Zijn opvattingen uiten zich in het collegiaal bestuur van burgemeester en wethouders. In dit college heeft hij slechts één stem; weliswaar de stem van de voorzitter, doch deze is kwantitatief van geen grotere betekenis dan de andere stemmen. De burgemeester is ingevolge de gemeentewet een der drie bestuurs organen van de gemeente en hoofd van de beide andere; uit dien hoofde heeft hij bepaalde specifieke bevoegdheden en verantwoorde lijkheden, inzonderheid op het terrein van de handhaving van de o- penbare orde in brede zin. In ons college valt sterk de nadruk op het collegiaal bestuur. Ik zie mij vanuit mijn positie als "trekpaard" voor de belangen van de ge meente. In de eerste plaats met het oog op hetgeen de raad van de gemeente Breda wenst en vervolgens ook als degene die namens het college van burgemeester en wethouders spreekt, zowel namens dit college in zijn totaliteit als, desgewenst, voor iedere wethouder af zonderlijk. Wat de typisch burgemeesterlijke verantwoordelijkheden betreft, be hoeft geen twijfel te bestaan over mijn bereidheid tot informatie over daarvoor in aanmerking komende onderwerpen, zonder dat daarbij vanzelfsprekend de vraag wie de verantwoordelijkheid draagt in het geding kan komen. Dit blijft een plicht van de burgemeester, maar er kan onder bepaal de omstandigheden aanleiding zijn het inzicht in zijn beleid te ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 6