678 17 OKTOBER 1968 dere sportcomplexen niet exorbitant hoog is. Spreker gelooft, dat men hier moet spreken over een groot complex waar juist datgene gebouwd wordt wat noodzakelijk is. Het is niet onmogelijk, dat er nog andere complexen komen, waar we ook voor deze uit gave komen te staan. Als men van mening is, dat als dit bedrag voor de sport uitgegeven wordt, dat er dan in het investeringsplan geen ruimte meer blijft voor andere noodzakelijke dingen, zegt spreker, dat bij het opstellen van het investeringsplan geen rekening gehouden wordt met een bepaald percentage voor de sport, een be paald percentage voor de cultuur, etc. maar dat jaarlijks opnieuw bekeken wordt wat er in elke sector noodzakelijk is. Wethouder VERMEULEN zegt nog graag een poging, zij het dan een vertwijfelde poging, te willen doen om degenen, die nog enigs zins gereserveerd tegenover het plan staan opgesteld en ook degenen die zeer afwijzend tegenover het plan staan opgesteld, te bewegen met het plam mee te gaan. Ook het college moet passen op de middelen die het ter beschikking heeft voor heel veel doeleinden. Waar het hier om gaat is, dat er een sportcomplex wordt aangelegd op een, stedebouwkundig gezien, zeer kwetsbare plaats. Als men aanvaardt, dat aan het plan een programma van eisen ten grondslag ligt en dat het programma van eisen niet overtrokken is, met andere woorden, dat men niet meer vraagt voor een riant sport complex dan nodig is, ook met het oog op de toekomst en ook met het oog op het uniform gebruik van de trainingsvelden, dan is spre ker.geneigd te zeggen, dat men er iets voor over moet hebben om het in zijn vormgeving daar niet een flop te laten worden. Als men nagaat, dat van gemeentewege ten opzichte van particulieren zeer gemakkelijk welstandseisen gesteld worden en dat gezegd wordt, je mag wel bouwen maar je moet het zó doen, want het ligt daar zo mooi en daar moet je maar wat meer voor over hebben, dan is spre ker van mening, dat de overheid een heel slechte beurt zou maken als ze óp een stedebouwkundig zeer kwetsbaar punt een voorziening zou treffen, die zou lijken op een boerenschuur, waarin men zich dan ook nog moet verkleden. Bij een ander punt van de agenda heeft de raad zitten praten over een vergroot Breda. Spreker is van me ning, dat men deze zaak niet moet overtrekken en het niet moet doen voorkomen alsof hier maar met geld gesmeten wordt. De heer VAN LOON zegt volledig te kunnen instemmen met het geen de wethouder van openbare werken heeft gezegd. Hij merkt daarbij nog op, dat, als er eens een keer niet traditioneel gebouwd wordt het daarom nog niet duur of te duur behoeft te zijn. Verder is hij van mening, dat niet gekeken mag worden naar het aantal le den, die een bepaalde hockeyclub telt, maar dat de plannen moe ten worden afgestemd op de capaciteiten, die de sportvelden daar hebben. Mevrouw jaGER zegt geen antwoord te hebben gekregen op haar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 704