698
14 NOVEMBER 1968
Het thans voorliggende preadvies van burgemeester en wethouders
is typisch een uitbreiding van deze cultuurnota, die de gemeente
raad nog niet zo lang geleden heeft aangenomen. Inderdaad is dit
preadvies met de instelling van de cultuurdienst en de presentatie
van de culturele raad een duidelijke follow-up van deze nota.
Voor een deel, zo zegt spreker, zou de fractie van de V.V.D. zich
volledig willen aansluiten bij de vragen die reeds door de heer van
Dun gesteld zijn.
Inderdaad zijn er ten aanzien van het functioneren van de dienst en
van dat nieuwe lichaam met betrekking tot een aantal zaken vragen
gerezen, die deze "dienst der diensten" en de "directeur der direc
teuren" om een hebraïsme te gebruiken vrijwel bij iedere bekende
in Jeruzalem associaties oproept. Daarenboven zou spreker met na-
sruk willen stellen dat een definitieve structuur van de culturele
dienst nog niet hoeft vast te liggen in die zin, dat dingen, die er
nu zijn, ook in de toekomst moeten blijven bestaan indien ze niet
nodig zouden zijn.
Hij is verheugd dat burgemeester en wethouders na de gedachten-
wisseling over de cultuurnota de positie van het archief, dat eigen
lijk in zijn totaliteit toch een andere taak heeft dan een dergelijke
specifieke gemeentelijke instelling, daardoor niet past in het pak
ket, dat de cultuurdienst gaat omvatten,er buiten liet.
Artikel 1 van de algemene bepalingen van de beheersverordening
van de cultuurdienst acht spreker iets te eng. In zijn aanhef is hij
begonnen met te stellen dat cultuurbeleven natuurlijk een wijdere
strekking kan hebben en heeft, dan in dit artikel 1 wordt gesteld.
Naar zijn gevoel komt het woord "kunst" teveel hierin voor. Hij
dacht dat dit een aspect was waarover vroeger al eens tussen burge
meester en wethouders en spreker van gedachten gewisseld is.
Vandaag wil hij er niet veel meer van zeggen, omdat hij bijzonder
verheugd is dat de ontworpen dienst werkelijkheid gaat worden.
Ingevolge het gestelde in artikel 1 zou naar zijn mening op de duur
misschien toch een te eng patroon hieruit kunnen voortvloeien. Bij
artikel 2 had spreker de gedachte dat er nog iets ruimer de sfeer van
het totaal management, naast de activiteiten van de verantwoorde
lijke wethouder, tot uiting zou zijn gebracht. Anderzijds heeft de
wethouder in de voorbesprekingen in de afdeling er uitdrukkelijk op
gewezen, dat die algemene term natuurlijk opgesplitst is in al die
punten, genoemd onder 1 tot en met 13. Inderdaad heeft men bii
samenvoeging van die punten de gedachte aan management, dooth
een serie onderdelen is nog geen geheel, vandaar zijn opmerking.
Spreker zou zich willen aansluiten bij de door de heer van Dun ge
noemde risicofactor, wanneer de wethouder automatisch voorzitter
van de culturele raad zou worden. Dit kan wel van betekenis zijn
om de activiteiten op gang te doen brengen en om in elk geval ie
mand in de directe beleidssector te hebben, die mede verantwoor-