14 NOVEMBER 1968
699
delijkheid kan dragen voor de voorstellen en de eventueel geopperde
irreële gedachten kan afremmen, omdat deze natuurlijk geen zin
hebben.
Ten aanzien van het reglement voor de culturele raad heeft spreker's
fractie toch dadelijk een voorstel, waardoor het voorzitterschap van
de wethouder bezwaarlijk wordt.
In dit reglement staat uitdrukkelijk wat de taak is en wat voor men
sen er zitting in zullen hebben. Hij noemt het zeer juist dat er ge
steld is dat het dagelijks bestuur ten minste uit 5 leden zal bestaan.
Hierin zit een uitbreidingsmogelijkheid om de vele instanties en fa
cetten van het culturele leven van Breda, misschien wel van Breda
en omstreken in zo breed mogelijk vlak erbij te betrekken.
Gaarne zou spreker van burgemeester en wethouders vernemen hoe hun
standpunt is ten aanzien van het door hem geopperde idee voor een
culturele raad voor Breda en omstreken.
De raad zal bestaan uit 9 leden. Zouden alle facetten van het culturele
leven in deze raad vertegenwoordigd moeten zijn, dan zal men met
dit aantal niet toekomen.
Anderzijds heeft men het dagelijks bestuur, waarmede men zaken
kan doen.
In artikel 7 van het reglement staat dat de culturele raad ten minste
6 maal per jaar vergadert. Spreker vindt dit achtenswaardig, doch
zijn fractie vraagt zich af of het niet wenselijk is om hierbij te stel
len dat de zittingen openbaar zijn, behoudens de mogelijkheid van
een besloten zitting. Een andere mogeliikheid zou naar zijn mening
kunnen zijn dat de adviezen van de culturele raad openbaar zijn»
Als verklaring hiervoor deelt hij mede dat naar zijn oordeel burge
meester en wethouders een beleid zullen gaan voeren waarbij de ad
viezen van de culturele raad als basis zullen dienen. Het cultuurpa
troon, de al of niet subsidiëring is voor velen een betrekkelijk ondoor
zichtige zaak. Niet voor de ingewijden, maar wel voor het grote pu
bliek.
Thorbecke heeft indertijd al gesteld, dat "publiciteit voor een goede
maatregel een onberekenbare kracht is en dat de beste maatregel bij
geheimzinnigheid licht wordt miskend".
Speciaal in de culturele sector kunnen aangelegenheden bij het grote
publiek misverstand wekken. Daarom vraagt spreker zich af of het zo
'verschrikkelijk gek zou zijn om als gemeente Breda een pas naar vo
ren te maken en te beginnen met in beginsel te stellen dat de cultu
rele raad een aantal van zijn vergaderingen in de openbaarheid zal
houden, waarbij natuurlijk alle mogelijkheden opengelaten dienen
te worden om op een gegeven moment tot een besloten vergadering
over te gaan of om besloten vergaderingen te beleggen. Beraadsla
gingen over personen moeten in zo'n besloten vergadering behandeld
worden. Het is de bedoeling om het publiek met de problemen, die
er liggen, te laten medeleven.
Tot besluit wenst spreker een voorbeeld te geven. In elk vaderlands