700 14 NOVEMBER 1968 geschiedenisboekje kan men het jaartal van de Unie van Utrecht vin den. Ineens is deze Unie er en het is moeilijk de mensen uit te leg gen dat er twee lange jaren door vele Nederlanders aan gedokterd is om dat hele kleine staatsstuk gereed te krijgen. Toen het klaar was heeft men het twee eeuwen moeten aanhouden omdat zo men er één zaak uittrok, de hele boel in elkaar stortte en men heeft het daarom gelaten zoals het was. De moeilijkheden zullen het publiek veel duidelijker zijn als het niet alleen de panklare resultaten voorgelegd krijgt en soms daardoor het gevoel gewekt wordt dat hun onrecht is aangedaan. Het zou de moeilijkheden zelf moeten kunnen meemaken door de openbaarheid van de vergaderingen van de culturele raad of de open baarheid der adviezen. Dit laatste vindt spreker eigenlijk iets minder prettig. De heer KRAMER zegt dat bij de behandeling van de cultuurnota op 18 januari 1968, de laatste zin van zijn betoog was "College, gaat U, wat onze fractie betreft door op de ingeslagen weg". Spreker wil de draad van zijn verhaal daarmede opnemen, nu de raad voor de verwezenlijking van een der plannen staat, namelijk het op richten van een gemeentelijke cultuurdienst. Zijn fractie is van me ning dat er vlug en goed werk door burgemeester en wethouders en de ambtelijke staf is verricht. Hiervoor betuigt hij oprechte dank en hij meent te mogen stellen dat van een zo ruim opgestelde dienst er weinig in Nederland te vinden zijn. De fractie vindt het oprichten van deze een belangrijke stap vooruit. Het beleid kan slagvaardiger worden, financieel en over zichtelijker, het kan als coördinerend orgaan fungeren en met be hulp van het in te stellen beleidsadviesorgaan wordt de gemeenschap er nauwer bij betrokken. Indien het goed is moet de cultuur door de gemeenschap worden ge dragen. Door middel van het beleidsadviesorgaan zal er beslist tussen de over heid en het publiek meer begrip komen. Spreker mist het kopje "organisatie" in het voorstel van burgemees ter en wethouders en vindt dit enigszins versluierd terug onder het hoofd "algemeen". Spreker vindt het jammer dat de structuur van deze organisatie zo weinig aandacht krijgt. Voor een goede organisatie is het van vitaal belang om de doelstelling te kunnen verwezenlijken. Voorlopig moet spreker dus de nota nog als uitgangspunt nemen ten aanzien van de organisatie en dan blijft het voor hem onbevredigend om een directeur boven directeuren te stellen. Hierbij dacht hij zich in gezelschap te weten van de heren van Dun en van der Werff. De laatste directeuren die hij genoemd heeft zijn de directeuren met een toevoeging op titel, zoals dat dan heet. Dit werkt alleen maar verwarrend. Deze topfiguur of om duidelijk te zijn de hoofddirec teur zou spreker gaarne algemeen directeur cultuurdienst willen noemen. De andere directeuren drukt men dan niet omlaag als men

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 726