14 NOVEMBER 1968 707 Waarom zouden dan de zeer hoge functionarissen, die weliswaar de titel van directeur in de cultuurdienst hebben, wel door de raad be noemd moeten worden, zo vraagt spreker zich af. In het reglement voor de culturele raad is bepaald dat burgemeester en wethouders zullen zorgen voor de vervanging van de directeur van de cultuurdienst. Burgemeester en wethouders zijn van oordeel, zo zegt spreker, dat dit aan de orde komt zodra de directeur van de cultuurdienst be noemd is. Hij is van mening, dat het verstandig zal zijn dat burge meester en wethouders zo snel mogelijk tot aanwijzing van die ver vanger zullen overgaan. Spreker vervolgt dat er door een der raadsleden is gesteld of in arti kel 3 van het reglement niet een dwingend aantal raadsleden moet wor den voorgeschreven voor de culturele raad. Hij gelooft dat men toch zoveel vertrouwen moet hebben in het college van burgemeester en wethouders dat zo het voordrachten moet doen tot benoeming, daar in bepaaldelijk een aantal gemeenteraadsleden zal opnemen. Indien burgemeester en wethouders dit niet zouden doen dan blijft het laatste woord toch nog altijd aan de gemeenteraad, die iedere door burgemeester en wethouders voorgelegde voordracht van de hand kan wijzen. Hij is van mening dat een dergelijke verplichtstelling ook in geen enkel ander reglement voorkomt. Burgemeester en wethou ders staan op het standpunt dat waar er raadsleden zitting hebben in de raad voor de beroepskunst en in de culturele werkgemeenschap zij geen reden hebben in de culturele raad, zijnde het opperadvies- orgaan voor alles wat er ©p het gebied van de cultuur geschiedt, geen raadsleden voor te dragen. De opmerking in artikel 18 van de beheersverordening het woord "anderen" te laten vervallen, noemt spreker juist. Vervolgens is de opmerking gemaakt, dat in het reglement van de culturele raad in artikel 6 gesproken wordt over het dagelijks be stuur, dat moet bestaan uit ten minste 5 leden. Ook deze opmer king is juist. Omdat de secretaris van de raad geen stemrecht heeft zijn er dus 4 stemgerechtigden. Bij stemming bestaat dus de moge lijkheid dat men niet tot een meerderheid komt. Deze suggestie, die reeds in de voorbespreking was gedaan, is door burgemeester en wethouders overgenomen; zij stellen U voor het getal 5 in artikel 6 te veranderen in het cijfer 6, waardoor er dus 5 stemgerechtigden zullen zijn. In de cultuurnota is geschreven dat er gestreefd zal worden op 1 janu ari 1969 met de cultuurdienst te starten. Door de lange voorberei dingstijd die er voor deze zaak nodig is geweest, is deze datum niet haalbaar en zal er op een latere datum gestart moeten worden. Bur gemeester en wethouders staan op het standpunt dat de cultuurdienst pas met vrucht kan starten op het moment dat de nieuwe directeur zijn functie zal gaan uitoefenen. Het is niet aan te nemen, dat zo de gemeenteraad het voorstel van burgemeester en wethouders heden aanvaardt, op 1 januari 1969 al een geschikte directeur zal zijn ge vonden. De heer van Dun heeft gesteld, dat het bulkt van de directeuren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 733